aantal berichten count foutje hier
maandag 30 januari 2023 08:49:21

Vandaag 0 nieuws berichten.
Dossier items, blogs etc zijn momenteel even niet beschikbaar.
|
10 items in de category Vrij_Nederland in woensdag
De links 1 t/m 10.
| |
Nederland: Vrij Nederland: (Laatste update: woensdag 25 januari 2023 20:22:19)
|
Voor woningcorporaties komt de mens op de tweede plaats
Een paar keer per jaar is het toilet verstopt, een keer overstroomde de woonkamer daardoor met rioolwater. Het vieze water trok in de muren en de vloer. De vliegjes gingen na de zomer weg, maar de stank bleef. Maanden na de overstroming staat het laminaat nog bol en dragen de muren de ranzige sporen van het rioolwater. En het toilet? Dat is nog steeds geregeld verstopt.
De bewoners willen hun appartement aan de Freek Oxstraat in de wijk Slotermeer in Amsterdam eigenlijk niet meer in, ze vertrouwen het niet meer en de kinderen zijn bang, verklaarden ze in februari 2022 tijdens een zitting van de Huurcommissie. Ze zoeken naar een nieuwe woning, maar vindt die maar met het huidige woningtekort. En dat zet ze klem. Want tijdens de zitting leek de verhuurder niet heel veel haast te maken met het verhelpen van de verstoppingen.
Sterker, Woningstichting Rochdale was de grote afwezige tijdens de zitting. De verhuurder stuurde zelfs geen aanvullende documenten naar de onafhankelijke geschillencommissie en deed dat ook niet toen de buren hetzelfde euvel meldden bij de Huurcommissie. Ook zij kampen met verstoppingen van het toilet, soms wel drie keer per maand, en deden daar al op 15 juni 2020 officieel melding van bij de woningbouwcorporatie.
Acht maanden later kregen de bewoners een brief van Rochdale. Uit onderzoek bleek dat de afvoeren van de riolering in slechte staat zijn en vervangen moeten worden. Weer eens negen maanden later, november 2021, kondigde Rochdale werkzaamheden aan. Maar in januari 2022, ruim anderhalf jaar na de eerste melding, raakte het toilet nog steeds verstopt en besloten de bewoners naar de Huurcommissie te gaan. Die gaf beide huishoudens gelijk en oordeelde dat zij 60 procent minder huur mogen betalen, met terugwerkende kracht, totdat deze ‘ernstige gebreken’ zijn verholpen.
Bedreigend bejegend
Onderzoekscollectief Spit duikt de komende tijd in de grote woningbouwcorporaties van Amsterdam – de stad waar de eerste vereniging voor sociale huurwoningen werd gesticht. Daarvoor spitten we onder andere jaarrekeningen, rapporten en visitatieverslagen uit, doken we in de archieven en analyseerden de Huurcommissiezaken van afgelopen jaar waarin bewoners hun corporatie ‘een ernstig gebrek’ verweten. We zochten ook contact met huurders die een klacht tegen hun corporatie hadden ingediend. Slechts enkele wilden praten.
In verreweg de meeste zaken kregen zij een tijdelijke huurverlaging van de commissievoorzitter. De Huurcommissie behandelde in een jaar 447 zaken over gebreken aan woningen in Amsterdam, waarvan 234 gingen over corporatiewoningen: in 127 zaken, ofwel meer dan de helft, kreeg de huurder gelijk en een huurverlaging. Maar de huurders zijn meestal niet uit op geld. ‘Ik wil gewoon fijn wonen’ lezen we in een van de uitspraken. ‘Huurder wil dat de gebreken verholpen worden’ in een andere. Bewoners hebben het gevoel op te moeten boksen tegen een systeem en niet gehoord te worden.
Die desinteresse is ook terug te vinden bij de Huurcommissie. In veel van de bestudeerde zaken nam de woningbouwcorporatie niet eens de moeite om aanvullende stukken te leveren. Ook niet in de zaak waarin door een ventilatieprobleem al meer dan een half jaar rook onder de keukenkastjes vandaan kwam en uit stopcontacten in de slaapkamer.
De verhuurder wilde de schade alleen herstellen als de bewoonster de zaak terug zou trekken. ‘Ze hebben mij best bedreigend bejegend.’
Een huurder aan de Bijlmerdreef in Zuidoost kampte al lang met vochtproblemen en grote schimmelplekken. Ze durfde niet meer te slapen in haar slaapkamer, maar liep bij Ymere al snel tegen een blinde muur. Pas toen ze na maanden wachten de zaak aankondigde bij de Huurcommissie, kwam er reactie. De verhuurder wilde de schade alleen herstellen als de bewoonster de zaak terug zou trekken. ‘Ze hebben mij best bedreigend bejegend,’ meldde de bewoonster in juli 2022 ter zitting. De woningbouwcorporatie kwam – hoewel wel uitgenodigd – niet opdagen.
Een woordvoerder van Ymere zegt dat de zaak een stuk genuanceerder ligt dan uit de uitspraak blijkt. De corporatie bracht dat niet in op de digitale zitting omdat de uitnodiging daarvoor ‘verkeerd was verwerkt’. Hij benadrukt dat Ymere altijd probeert te voorkomen dat zaken bij de Huurcommissie belanden. Toch had de corporatie vorig jaar 75 zaken over onderhoud. Op 73 duizend woningen is dat slechts 0,1 procent rekent hij voor. ‘Andersom geredeneerd: in 99,9 procent van alle verhuringen hoefde de Huurcommissie geen oordeel te vellen.’

Profetische woorden
De corporaties zijn managementbolwerken geworden. Zes grote kolossen bezitten nu grofweg alle corporatiewoningen in de stad. Lieven de Key is met ruim 31 duizend woningen een ‘kleine’ speler, Ymere met bijna 84 duizend de grootste. Daarnaast zijn Rochdale, de Alliantie, Stadgenoot en Eigen Haard actief in de hoofdstad. De zes boekten in 2021 samen 600 miljoen euro winst op hun vastgoed, en dankzij de gekte op de woningmarkt ook nog eens een waardestijging van 10,3 miljard euro op hun woningen. Het gezamenlijke eigen vermogen van de corporaties bedroeg 61,3 miljard. Veel daarvan zit in stenen (47 miljard), maar lang niet alles.
Winsten van woningbouwverenigingen mogen uitsluitend worden gebruikt voor het publieke belang. Voor dat principe maakte het ministerie van Financiën zich hard toen in 1901 de eerste Woningwet werd ingevoerd, schrijft Wouter Beekers in zijn proefschrift Het bewoonbare land, geschiedenis van de volkshuisvestingsbeweging in Nederland. De Woningwet gaf woningbouwverenigingen de status van ‘toegelaten instellingen’, waardoor ze in aanmerking kwamen voor financiële steun door de overheid en minder afhankelijk werden van filantropen of het spaargeld van hun leden. Na de introductie van de Woningwet groeide het aantal woningbouwverenigingen snel, van een paar honderd tot 1350 in 1922.
De hoge ambtenaar Rudolf Johan Hendrik Patijn (1863-1956), een voorvader van de latere burgemeester van Amsterdam Schelto Patijn, was namens Financiën betrokken bij de opstelling van de wet. Hij voorzag dat woningbouwverenigingen rijk zouden worden, ook door de waardestijging van hun bezit. Bestuurders en aandeelhouders zouden dan het ‘doel van de oprichting der maatschappy’ kunnen vergeten en in de verleiding kunnen komen ‘de winsten op een of andere wyze te realiseren’, citeert Beekers uit een brief van de ambtenaar. Woorden die honderd jaar later profetisch blijken.
Gebrekkig onderhoud
De Woningwet werd begin jaren negentig volledig herzien, met als doel de banden tussen woningbouwcorporaties en de overheid losser te maken. De woningbouwcorporaties privatiseerden en fuseerden tot enorme kolossen en trokken bestuurders aan die met een doorgeslagen zakelijke blik de touwtjes in handen namen.
Het leidde onder meer tot zonnekoninggedrag, megalomane hobbyprojecten en een corporatie (Vestia) die zichzelf transformeerde tot beleggingsinstituut. Tientallen miljoenen verdampten als water voor de zon en toen de boel instortte, had de huurder het nakijken. Via huurverhogingen draaide die zelfs op voor de verliezen. Er volgde een parlementaire enquête, een wetswijziging en meer (financieel) toezicht. Maar één ding veranderde niet: er gaapt nog steeds een diepe kloof tussen de corporaties en hun doel: de huurder een betaalbare en goede woning geven.
Omdat de corporaties enorme woningvoorraden bezitten, worden ze als gewone bedrijven gerund, vanuit immense kantoren die een keur aan managementlagen huisvesten.
Woningbouwcorporaties dienen bij uitstek een maatschappelijk doel: het leveren en beheren van woningen voor de kwetsbaarste huurders. Maar omdat ze enorme woningvoorraden bezitten, worden ze als gewone bedrijven gerund, vanuit immense kantoren die een keur aan managementlagen huisvesten (in een jaarrekening uit 2016 meldt Ymere dat een op de elf medewerkers manager is). Klanttevredenheid staat voorop, zeggen zo’n beetje alle corporaties in hun jaarverslagen. In geuren en kleuren wordt er kond gedaan van benchmarks, communitybuilders en barometers. En zoveel mogelijk gaat via ‘een digitale klantreis’, zoals Ymere dat noemt.
Klachten over de dienstverlening
De kleine lettertjes tonen echter een ander beeld. Zo ziet Ymere al jaren een toename in het aantal klachten over de dienstverlening. Van 879 in 2019 naar 911 in 2020 naar 1019 in 2021. Verreweg de meeste klachten gaan over gebrekkig onderhoud, met name de ‘doorlooptijd’ (managementtaal voor de tijd die het kost voordat de boel gemaakt is) van 37 dagen, meer dan een maand. En dit zijn dan de mensen die zelf de weg weten te vinden. Veel huurders, juist de meest kwetsbare, kunnen steeds moeilijker meekomen in de digitale systemen van de overheden, concludeerde de Nationale Ombudsman. Dat geldt vanzelfsprekend ook voor de systemen van corporaties.
Voor zijn boek Het rode geluk. Een geschiedenis van de Algemene Woningbouw Vereniging (2008) ging journalist Jos van der Lans een ochtend op stap met oud-verenigingsvoorzitter Jan de Jong. De Jong, die in 2013 overleed, is een legendarische naam in de Amsterdamse volkshuisvesting. Met slechts middelbare school klom hij bij ‘de Algemene’ op van jongste bediende tot hoogste bestuurder, een post die hij ruim twintig jaar bekleedde. Hij was tevens voorzitter van de Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties (AFWC) en verdeelde gewapend met pen en papier de gemeentelijke bouwopgave over de corporaties. Aan zijn verdeling viel niet te tornen.
De Jong stond bekend om zijn fenomenale geheugen. In de jaren dertig en veertig bracht hij elke woensdag betalingsherinneringen langs bij mensen die de huurophaler van de Algemene hadden gemist of ontlopen. Daarvoor reed hij zo’n veertig kilometer op zijn fiets langs alle complexen van de woningbouwvereniging, die destijds ruim 2500 woningen bezat. De Jong leerde de gebouwen kennen, en hun beheerders en bewoners. Hij wist hun naam en toenaam. Met Van der Lans maakte hij op 87-jarige leeftijd nogmaals dezelfde tocht, zij het in een auto. Bij elke stop herinnerde De Jong zich een bewoner of had hij een anekdote paraat over het complex, de kolenboer of de tuinier.
Voor De Jong, die tot aan zijn dood in een bescheiden flat in Osdorp woonde (waarop hij ruim dertig jaar had gewacht), draaide volkshuisvesting om mensen. Hij werkte met ‘levend materiaal’, zoals hij zelf graag zei. Hij was begonnen in een tijd waarin huurders die klachten hadden zich niet tot een beheerder of commissie wendden, maar direct het bestuur van de vereniging aanspraken. Zoals De Jong de namen van de huurders kende, zo kenden de huurders de bestuurders. Ze ontmoetten hen in de buurt of op vergaderingen van de vereniging.
Toen De Jong in 1983 met pensioen ging, was de Algemene Woningbouwvereniging uitgegroeid tot de grootste van het land, met zo’n twintigduizend woningen en veertigduizend leden. In 2008 fuseerde de AWV met Het Oosten tot Stadgenoot, dat nu maar liefst dertigduizend woningen bezit. Ook voor iemand als De Jong zouden dat te veel namen en adressen zijn om te onthouden. En dan is Stadgenoot nog een van de kleinere corporaties in Amsterdam.

Vocht en schimmel
De tijd dat bestuurders namen van huurders kenden, is allang vervlogen. En de bewoners zelf kennen slechts de systemen. Dat begint al bij het zoeken naar geschikte huisvesting. Via WoningNet moeten ze zichzelf inschrijven en kunnen ze reageren op een woning. Degene met de meeste punten heeft er als eerste recht op. Wie de woning krijgt toegewezen, moet snel allerlei documenten aanleveren die bewijzen dat je er werkelijk recht op hebt: een inkomensverklaring, de drie laatste loonstrookjes of een specificatie van de uitkering, een jaaropgave. ‘Dit moet allemaal binnen twee dagen geleverd worden. Digitaal,’ vertelt Ingrid Houtepen, teamleider van de onafhankelijke stichting !WOON. ‘Lukt dat niet, dan gaat op de derde dag de woning meteen door naar de volgende op de lijst.’
!WOON is in 2017 ontstaan na een fusie van alle Wijksteunpunten Wonen en wordt gefinancierd door de gemeente als vraagbaak voor bewoners over huren, kopen, energie en participatie.
Klachten gaan vaak om vocht en schimmel, gecombineerd met bouwkundige problemen. ‘Bewoners moeten daarin de regie pakken, maar dat is niet zoals het hoort.’
In 2021 handelde !WOON zo’n 74.500 contacten af – variërend van telefonisch advies voor energiebesparing tot huisbezoek en hulp bij de gang naar de Huurcommissie. Bijna eenderde van alle vragen ging over onderhoud en ruim de helft daarvan weer over corporatiewoningen. Vaak lopen huurders vast in een digitaal systeem waarbij aannemers (‘co-makers’ in corporatiejargon) het geregeld laten afweten.
Corporaties – of aannemers – proberen soms niet eens de problemen op te lossen. ‘Dan sturen ze de mensen door naar ons,’ zegt Jeroen Koster van !WOON. Het gaat vaak om vocht en schimmel, gecombineerd met bouwkundige problemen. ‘Bewoners moeten daarin de regie pakken, maar dat is niet zoals het hoort.’
Veel van die zaken belanden bij de Huurcommissie, maar een uitspraak betekent nog geen reparatie. Deze geschillencommissie kan alleen huurkorting opleggen. Voor corporaties is het vaak vele malen goedkoper die huurkorting te laten voortbestaan dan het probleem op te lossen. Koster zelf betaalde tien jaar lang een verminderde huur.
Achterstallig onderhoud
De onderhoudsproblemen in de stad vormen een groeiend probleem. In 2019 deed de lokale tv-zender AT5 samen met debatcentrum De Balie onder de noemer Huren met kuren onderzoek naar achterstallig onderhoud in huurwoningen. Op een peiling kwamen binnen drie weken duizend reacties binnen – vooral van huurders met problemen. Opvallend vaak (60 procent) bewoonden zij een corporatiewoning. Op een geplande debatavond weigerden de corporaties op het laatste moment tekst en uitleg te komen geven. ‘Het was te vooringenomen,’ zei een woordvoerder van corporatie Eigen Haard, ‘niet op een afgewogen manier, alleen gefocust op de dingen die mis zijn.’
De toenmalige directeur van de Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties (AFWC) Egbert de Vries wilde de Balie online wel te woord staan. Een renovatie kost soms wel 150 duizend euro per woning, vertelde hij. Opknappen kost volgens hem al snel tussen de 60 en 80 duizend euro. ‘Zelfs dat heb je niet zomaar liggen als corporatie.’
Dat is maar zeer de vraag. Afgelopen zomer meldde Follow the Money dat woningbouwcorporaties veel rijker zijn dan gedacht. Ondanks de veelbesproken verhuurderheffing (de belasting op sociale huurwoningen die in 2013 is ingevoerd en in 2022 weer verdween) boekten alle woningbouwcorporaties bij elkaar tussen 2000 en 2020 een cumulatieve nettowinst van bijna 52 miljard euro, gemiddeld 2,6 miljard euro per jaar.
Volgens de Autoriteit Woningbouwcorporaties is er veel meer financiële ruimte om te bouwen en te verduurzamen dan waar Binnenlandse Zaken, het departement dat over wonen gaat, vanuit ging. Terwijl de huuropbrengsten jaarlijks flink stijgen, zo meldt de toezichthouder, neemt het aantal sociale woningen alleen maar af door sloop, verkoop of overheveling naar de vrije sector.
‘Niet alleen is het aandeel corporatiewoningen scherp afgenomen van bijna 40 procent midden jaren tachtig tot minder dan 29 procent in 2021, sociale huurders behoren ook nog eens steeds vaker tot de allerarmsten in de samenleving,’ schrijft stadsgeograaf Cody Hochstenbach in zijn boek Uitgewoond. Waarom het hoog tijd is voor een nieuwe woonpolitiek.

Langs elkaar heen
De Amsterdamse corporaties bezaten in 2002 nog 205 duizend zelfstandige sociale huurwoningen. Dat aantal bedraagt volgens het laatste jaarrapport van de Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties nu nog maar 166 duizend. Daar komt nog bij dat ook het aantal particulieren dat sociaal verhuurt drastisch is afgenomen. Tussen 2019 en 2021 is het aantal lage inkomens in Amsterdam licht toegenomen, meldt de rapportage Wonen in Amsterdam 2021 van de gemeente en corporaties. Tegelijkertijd slonk de woonvoorraad voor lage inkomens flink. Waar de landelijke politiek praat over scheefwoners die in een te goedkoop huis wonen, gebeurt in Amsterdam juist het tegenovergestelde: 16 procent van de dure huurwoningen wordt bewoond door mensen met een laag inkomen.
De huren stijgen, gebreken of niet, altijd door. Volgens Follow the Money steeg de kale huurprijs van een sociale huurwoning sinds 2000 met 79 procent, van 312 euro naar 560 euro. Dat gaat nou eenmaal zo in het systeem. Als iemands inkomen hoger wordt, stijgt de huur automatisch nog een beetje meer. Wie denkt recht te hebben op een huurkorting omdat zijn of haar inkomen weer lager is geworden, moet dat zelf aankaarten. En dat valt niet mee. ‘Alles is te ingewikkeld geworden,’ zegt Jeroen Koster van !WOON. Hij adviseert al twintig jaar lang bewoners, maar zit tegenwoordig met een dikke stapel papier bij zijn jaarlijkse huurverhogingsspreekuur. ‘Er zijn zoveel regels en uitzonderingen.’ Ook merkt hij dat corporaties zelf lang niet alles weten omdat vrijwel alles is uitbesteed aan aannemers.
Een huurder van een woning aan de Eerste Jan Steenstraat in de Pijp had last van lekkage en belde in augustus 2021 naar Ymere. ‘Op 3 september hebben zij letterlijk naar de muur gekeken van een afstandje.’ Om vervolgens de aannemer te bellen. Die kwam en keek ook naar de muur om te concluderen niets te kunnen doen. Daarna kwam er weer iemand van de corporatie, maar pas in juni 2022 werd de lekkage opgelost.
‘Voor alles moet je bij een ander bedrijf zijn, want de een doet alleen maar elektriciteit en de ander weer iets anders.’
‘In een korte tijd zijn er zoveel mensen over de vloer geweest. Ik weet niet goed waar te beginnen,’ zei een andere bewoner die al anderhalf jaar kampt met lekkages en ernstige schimmel.
‘Ze werken voortdurend langs elkaar heen,’ vertelt ook Nadia (65). Ze staat in de tuin van haar benedenwoning ergens in de Indische Buurt. Aan haar voeten liggen twee rijen stoeptegels vakkundig opgestapeld, elke rij vier tegels hoog. Dit is het afstapje dat een aannemer namens Eigen Haard voor haar maakte om de halve meter te overbruggen die de drempel van de keukendeur scheidt van de tuin. Nadat de Huurcommissie had geoordeeld dat de tegels konden verschuiven en daarom gevaarlijk zijn, zijn ze aan elkaar gelijmd met tegelkit. Nadia, die artritis heeft, is blij dat ze haar tuin weer in kan, maar mooi is anders.
Ze belandde bij de Huurcommissie nadat ze besloten had eens niet stilzwijgend in te stemmen met de jaarlijkse huurverhoging, iets wat ze in de 23 jaar dat ze haar woninkje huurt nog nooit heeft gedaan, vertelt ze.
De doorslag gaf een rattenplaag in haar plafond. Drie jaar moest ze wachten voordat de problemen werden aangepakt. Bezoek durfde ze niet meer te ontvangen, uit angst dat het ongedierte, dat via de rioleringsbuizen omhoog klom, een keer zijn snuit zou vertonen. Toen de werkzaamheden eindelijk begonnen, bivakkeerde ze twee maanden in haar woonkamer. In de slaapkamer, de keuken en de gang lag al die tijd het plafond open. Het was smerig en het stonk, maar vervangende woonruimte kon ze niet krijgen.
Waarom het zoveel tijd kostte? ‘Voor alles moet je bij een ander bedrijf zijn, want de een doet alleen maar elektriciteit en de ander weer iets anders,’ zegt ze. Voor werkzaamheden die door twee mensen moesten worden uitgevoerd, kwam slechts één iemand opdagen. En dan was er ook nog die zzp’er die halverwege wegliep, omdat hij voor een goedbetaalde klus elders werd gebeld. Ze heeft hem nooit meer teruggezien.
Vangnet
In de documentaire Van krot tot woongenot, die de Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties maakte ter gelegenheid van haar negentigjarig bestaan, vertelt de eerdergenoemde Jan de Jong wat sociale huurwoningen zo geliefd maakte. Wie van een woningbouwvereniging huurde, woonde beter dan bij een particulier. ‘Je had ook het vangnet van de corporatie achter je: als er iets stuk was, werd dat behoorlijk gerepareerd.’
Beter wonen dan bij een particulier, in een betaalbare woning die comfortabel is en goed wordt onderhouden, waar iemand zich thuis voelt. Dat is wat de oprichters van de Vereeniging ten behoeve der Arbeidersklasse te Amsterdam (VAK), de eerste Nederlandse woningbouwvereniging, voor ogen hadden. Ze werd in 1852 opgericht op initiatief van enkele bemiddelde burgers die zich zorgen maakten over de ellendige omstandigheden waarin arbeidersgezinnen leefden. Zo’n 40 procent van de woningen in de stad telde niet meer dan één kamer. Hele gezinnen sliepen in dezelfde bedstee en buren deelden keukens en sanitair. Als die voorzieningen er al waren, want een groot deel van de woningen bevond zich in krotten, op tochtige zolders en in vochtige kelders.
Besmettelijke ziektes verspreidden zich gemakkelijk door de arbeidersbuurten, terwijl ook alcoholisme en zedeloosheid er hoogtij vierden. Wie thuis geen ruimte heeft, zoekt de kroeg op of de straat. Voor zo’n hok moest bovendien flink worden betaald. Tussen 1850 en 1900 verdriedubbelde de Amsterdamse bevolking bijna, tot een kleine zeshonderdduizend inwoners. Al die mensen moesten ergens wonen en dit dreef de huren op. Maar elke cent die aan huur wordt uitgegeven, kan niet worden besteed aan gezonde voeding, aan kleding of aan een opleiding. Zonder goede en betaalbare woningen hield de misère daarom zichzelf in stand, beseften de oprichters van de VAK.
Pandjesbaas
Een van die oprichters was de jurist en latere burgemeester Jan Messchert van Vollenhoven. En nu, meer dan 170 jaar later, staat prins Bernhard Jr., een verre verwant van hem, bekend als een van de grootste hoofdstedelijke huisjesmelkers. Uit onderzoek van Het Parool bleek dat de ‘pandjesprins’ in 2017 privé of via zijn bv’s 590 adressen bezat, waarvan 349 in Amsterdam. Op een deel van die adressen verhuurde hij kamers, zonder vergunning en tegen fikse huren. Het kan verkeren in de geschiedenis van de volkshuisvesting.
De prins werd publiekelijk ontmaskerd als huisjesmelker, maar sommige woningbouwcorporaties doen nauwelijks voor hem onder. Zo lezen we in de jaarrapportage over 2021 van !WOON bijvoorbeeld dat Lieven de Key het tijdelijke contract van een van haar huurders alleen wilde verlengen en omzetten in een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd ‘als huurder een enorme huurverhoging accepteerde’, te weten naar een maandhuur van 1.800 euro. Daarmee was huurder er overigens nog niet, want Lieven de Key wilde ook de mogelijkheid om die huur jaarlijks te verhogen met maximaal 7 procent bovenop de inflatie.
Het past bij een pandjesbaas, maar minder bij een woningcorporatie.
Corporaties hadden voortaan geen overheidsgoedkeuring vooraf meer nodig voor hun plannen. Ze moesten zich achteraf verantwoorden.
Een van de conclusies van de Parlementaire Enquête Woningcorporaties in 2013 was dat zij minder moesten denken vanuit privaat ondernemerschap en meer vanuit maatschappelijke dienstbaarheid. Aanleiding voor de enquête waren excessen in de sector als het dreigende omvallen van Vestia, de grootste corporatie in het land, de aanschaf van een oceaanstomer door Woonbron, de bedrijfs-Maserati van Rochdale-bestuurder Hubert Möllenkamp en bouwprojecten in België, Kroatië, Polen en zelfs Zuid-Afrika. Ze bleken slechts het topje van de ijsberg. De enquêtecommissie onder leiding van oud-PVV’er en destijds onafhankelijk Kamerlid Ronald van Vliet rolde van verbazing naar verbazing, niet in de laatste plaats dankzij mantelbaviaan Mydra, die de Alliantie om onverklaarbare redenen had geadopteerd van Stichting AAP, en de coffeeshop die een niet nader genoemde corporatie bouwde voor drugstoeristen.

Schatrijk geworden
Dat het zo uit de hand kon lopen, was het gevolg van een grote stelselherziening begin jaren negentig: operatie-Heerma, genoemd naar de toenmalige staatssecretaris van Volkshuisvesting en oud-wethouder in Amsterdam Enneüs Heerma (CDA).
Operatie-Heerma kwam echter niet uit de lucht vallen; ze was het sluitstuk van een proces dat al in de jaren zestig op gang kwam en dat als doel had de invloed van de overheid op de volkshuisvesting te verkleinen en corporaties om te vormen tot commerciële ondernemingen die hun eigen broek ophielden.
In 1992 kwam Heerma met het Besluit Beheer Sociale Huursector (BBSH), dat tot 2015 gold als de grondwet voor de corporatiesector. Corporaties hadden voortaan geen overheidsgoedkeuring vooraf meer nodig voor hun plannen. Ze moesten zich achteraf verantwoorden, waarbij gekeken werd naar vier punten: de huisvesting van kwetsbare groepen, de kwaliteit van de woningvoorraad, de financiële gezondheid van de corporatie, en de mate waarin huurders betrokken zijn bij het beleid.
Uit handen gegeven
Heerma kwam ook met een plan voor de financiële verzelfstandiging van de woningcorporaties. Het rijk wilde bezuinigen en de corporaties waren – zoals ambtenaar Patijn voorspeld had – schatrijk geworden door de waardestijging van hun bezit en doordat ze in de jaren tachtig dure rijksleningen massaal boeteloos vervroegd hadden afgelost en vervangen door veel goedkopere leningen op de kapitaalmarkt. De subsidies die ze kregen, bleven ondertussen gebaseerd op de hogere rente en zo incasseerden ze jaarlijks een voordeel van 1 miljard gulden, schrijft historicus Wouter Beekers.
Winsten waren vrijgesteld van vennootschapsbelasting en gemeenten verkochten grond voor sociale woningbouw onder de marktprijs. De overheid had echter alle controle over de sector uit handen gegeven.
Dat zette kwaad bloed in Den Haag. Heerma’s oplossing was de zogeheten brutering: de schulden die de corporaties nog hadden bij het rijk werden weggestreept tegen nog te ontvangen subsidies. Zo scheidden rijk en corporaties formeel hun wegen.
Op de achtergrond bleven de corporaties echter steun ontvangen: winsten waren vrijgesteld van vennootschapsbelasting en gemeenten verkochten grond voor sociale woningbouw onder de marktprijs. De overheid had echter alle controle over de sector uit handen gegeven en Heerma had verzuimd het toezicht goed te regelen.
Grote veranderingen
De Parlementaire Enquête Woningcorporaties en de daaropvolgende nieuwe Woningwet in 2015 hebben tot grote veranderingen in de sector geleid. Een van de belangrijkste is wel dat de commerciële activiteiten van corporaties aan banden zijn gelegd en strikt gescheiden zijn van hun maatschappelijke activiteiten. Het is een maatregel die is ingegeven door de misstanden die de enquêtecommissie boven tafel haalde. Maar al die aandacht voor het financiële wanbeheer verhulde een ander probleem dat maatschappelijk uiteindelijk veel schadelijker is: de verwaarlozing van het eigen bezit.
De Woningwet 2015 stelde bovendien de BBSH buiten werking, Heerma’s grondwet. Ze versterkte de rol van huurdersorganisaties, introduceerde de Autoriteit woningcorporaties (Aw) als onafhankelijke toezichthouder, maar beperkte ook de doelgroep van de sociale woningbouw tot de laagste inkomens.
Toen het kabinet-Pierson in 1901 de eerste Woningwet introduceerde, koos het bewust voor de term ‘volkshuisvesting’. Dit was een term die eind negentiende eeuw in zwang raakte om aan te geven dat goede en betaalbare huisvesting net zo belangrijk is als een goede toegankelijke gezondheidszorg. Het kabinet-Pierson wilde met die formulering de doelgroep voor sociale woningbouw breed houden, een principe waar ook Heerma aan vasthield. De Woningwet 2015 veranderde de volkshuisvesting in een sociaal vangnet voor de allerarmsten. Inmiddels is ook deze wet weer vervangen, door de Woningwet 2022, maar de doelgroep is even beperkt gebleven.
IJskoude sfeer
Door de wooncrisis ligt de focus van de politiek nu vooral op bouwen, bouwen, bouwen.
De Alliantie is actief in veertien gemeenten – van Amsterdam tot Zeewolde – en is ervan overtuigd dat er met de verkoop van een sociale huurwoning drie nieuwe terug kunnen worden gebouwd. ‘Dat klinkt wellicht leuk, maar die rekensom valt alleen rond te krijgen als je de mooiste corporatiehuizen verkoopt en daar kleine studio’s aan de randen van de stad voor terugzet,’ schrijft stadsgeograaf Hochstenbach in zijn boek. ‘Het zou bijdragen aan een verschraling en segregatie van de sociale huursector. Bovendien is er in werkelijkheid niets van terecht gekomen.’
Gemeenten zeiden tegen de visitatiecommissie bovendien te vrezen dat ‘woningen met slechte energielabels worden verkocht om op deze manier aan afspraken uit het energieakkoord te voldoen’.
Ondertussen is onderhoud een ondergeschoven kindje geworden. RTL Nieuws meldde in 2021 dat landelijk zeker 1 op de 25 sociale huurwoningen flinke gebreken heeft. En dat is een ruwe schatting, want lang niet alle corporaties gaven de staat van hun woningen door. Uit de meest recente visitatierapporten over de Amsterdamse corporaties blijkt dat zittende huurders al jaren het gevoel hebben ‘niet meer mee te tellen’ door de focus op starters (Lieven de Key). Bewoners vragen zich af waarom er nog steeds sociale huurwoningen worden verkocht terwijl er nauwelijks nieuwbouw bijkomt (Ymere). En tussen Rochdale en de bewonersraad was sprake van ‘een ijskoude sfeer’. Er wordt te veel ‘gekeken naar de beschikbaarheid voor toekomstige huurders, wat ten koste gaat van de huidige huurders’.
Een aannemersbedrijf lijmde namens Rochdale een luchtfilter dicht in een poging een lekkend dak te verhelpen.
En die huidige huurder in de sociale sector, die door bewust politiek beleid steeds kwetsbaarder is geworden, moet een steeds ingewikkelder – en vaak ook juridisch – gevecht voeren voor een goed beheerde woning.
Een gevecht dat niet zelden eindigt bij Huurcommisie.
Van een woning aan de Mathurastraat lijmde een aannemersbedrijf namens Rochdale een luchtfilter dicht in een poging een lekkend dak te verhelpen.
Dakdekkers van Lieven de Key zakten op het Wethouder De Vriesplantsoen door het dak. Ze repareerden de schade op het dak, maar lieten het gat in het plafond eronder zitten.
Terwijl de buren allemaal een tijdelijke wisselwoning kregen, zat een bewoner aan het Hygiëaplein nog steeds tussen de muren en plafonds met ernstige scheuren. Ymere had alleen ‘een soort kacheltje’ gegeven om het vocht mee weg te zuigen.
Een huurder aan de Tweede van Swindenstraat heeft al bijna twee jaar last van lekkages en schimmel. Mails werden door de corporatie niet beantwoord, maar toen hij dreigde met een kort geding kwam ineens iemand langs – al werd het probleem niet opgelost.
Uiteindelijk kreeg de huurder korting via de Huurcommissie. Op de zitting verklaarde hij dat hij veel liever wil dat de problemen worden opgelost. De verhuurder, Ymere, nam niet de moeite te verschijnen of zich netjes af te melden.
VerantwoordingDe uitspraken van de Huurcommissie zijn geanonimiseerd, maar adressen worden wel gepubliceerd. Spit heeft alle 447 zaken die gaan over gebreken in Amsterdam van november 2021 tot november 2022 bestudeerd en de adressen opgezocht op de Amsterdamse digitale kaart met corporatiebezit, 234 van de behandelde zaken betroffen een corporatiewoning, daarvan kreeg de huurder in 127 zaken gelijk.
reactie woningcorporatiesMet meer dan 180.000 woningen in beheer is een stap naar de Huurcommissie niet altijd te voorkomen, stelt de Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties. Alle corporaties en aannemers hebben te kampen met gebrek aan personeel en bouwmaterialen, waardoor werkzaamheden en communicatie vertraging kunnen oplopen. De federatie zegt oog te houden voor de menselijke maat, wijkbeheerders zijn altijd bereikbaar. Door de omvang van het woningbezit is een digitaal meldsysteem nodig, maar er is altijd persoonlijk contact mogelijk. Volgens Stadgenoot is het door materiaal- en personeelsproblemen bij aannemers niet altijd gelukt gebreken binnen zes weken op te lossen, waardoor meer zaken voor de Huurcommissie zijn gekomen. Stadgenoot zegt zoveel mogelijk naar zittingen te komen en de komende jaren meer aandacht te gaan besteden aan de kwaliteit van bestaande woningen. Lieven de Key laat weten elke zaak bij de Huurcommissie serieus te nemen en het belangrijk te vinden alle informatie aan te leveren en aanwezig te zijn. De enkele keren dat dat niet is gelukt, zijn zaken opnieuw ingepland. Ymere heeft veel oudere woningen, wat onderhoud en verduurzaming kostbaar en uitdagend maakt.
Het bericht Voor woningcorporaties komt de mens op de tweede plaats verscheen eerst op Vrij Nederland. Wed, 25 Jan 2023 04:00:17 +0000
|
Literaire Kroniek: Een eenvoudig leven is zo eenvoudig nog niet
Toen de Franse filosoof en encyclopedist Diderot wegens zijn openhartige meningen in 1749 in de gevangenis van Vincennes (net buiten Parijs) verbleef kreeg hij bezoek van zijn vriend Jean-Jacques Rousseau, medewerker voor muziek aan de Encycopedie. In Diderots gezellige gevangenissalon viel Rousseau met de deur in huis met iets dat hem tijdens zijn wandeling naar Vincennes had beziggehouden: hij vroeg aan Diderot of hij niet mee moest doen met de prijsvraag die was uitgeschreven door de Académie van Dijon. De vraag die in een essay beantwoord moest worden luidde: heeft de vooruitgang van wetenschappen en kunsten bijgedragen tot bederf of tot verbetering van het zedelijk gedrag? Diderot liet over zijn antwoord geen gras groeien: half schertsend zou hij tegen Rousseau hebben gezegd: zeg maar krachtig ‘Nee!’, dan ben je tenminste origineel.
Dit bezoek van Rousseau aan Diderot heeft nogal wat cultuurhistorische en filosofische consequenties gehad. In zijn antwoord aan de Académie spitste Rousseau zijn denkbeelden eens extra toe en deed een frontale aanval op de filosofie van de Verlichting die Diderot en zijn vrienden en kennissen aanhingen. Het was, om het eenvoudig samen te vatten, een aanval op het rationalisme en een pleidooi voor het gevoel.
Diderot moet opgekeken hebben van het resultaat van zijn schertsende suggestie. Rousseau viel het hele encyclopedie-project af toen hij in zijn Vertoog over kunsten en wetenschappen schreef: ‘Almachtige God, u die alle geesten in uw hand houdt, verlos ons van de Verlichting en de fatale kunsten van onze voorouders, en geef ons de onwetendheid, onschuld en armoede terug, de enige dingen die ons gelukkig kunnen maken en waardevol zijn in uw aangezicht.’ Het verlichtingsdenken en de vooruitgang zouden ons volgens Rousseau alleen maar verder af helpen van de primitieve eenvoud van de ideale natuurstaat. In die staat was de mens goed, de maatschappij had alleen maar een corrumperende invloed op hem. Terug naar de natuur.
vita simplex
Vragen om onwetendheid, onschuld en armoede is misschien wat al te extreem, maar de vraag naar vereenvoudiging of versimpeling gaat gelijk op met het ingewikkelder worden van de samenleving. De wereld heeft zo’n hoge graad van ontwikkeling bereikt dat het verlangen naar eenvoud een vast gegeven is geworden, tot en met de miljoenenfurore die opruimgoeroe Marie Kondo maakt (‘het kapitaliseren van de eenvoud’). In Een simpel leven probeert Roderick Nieuwenhuis de vraag te beantwoorden ‘Waarom ons verlangen naar eenvoud complexer is dan we denken.’ Vanaf het begin, vanaf de hoogtijdagen van het Romeinse Rijk tussen 500 en 300 voor Christus, is er animositeit geweest tussen het verlangen naar eenvoud en het verlangen naar ontwikkeling en vooruitgang.
De massa houdt een simpel leven niet vol: er duiken telkens weer talloze verlangens op om het leven groter en ingewikkelder te maken.
Het besef dat ‘leven’ het maken van vuile handen is doet verlangen naar het vita simplex, naar het terug naar de onbevangen natuur, naar ‘de eeuwige wilde’, naar het minimalisme, naar ascetisme en naar een afgelegen hut. Dan wordt leven in de stad, zoals bij Vergilius in Het boerenbedrijf, ‘’t schendig woelen’ en wordt het ‘gul groeien’ van het voedsel in de aarde het onschuldige ideaal. Maar de massa houdt een simpel leven niet vol: er duiken telkens weer talloze verlangens op om het leven groter en ingewikkelder te maken. Behoefte aan expansie duikt steeds weer op. Die laat zijn boekhouding niet op de nagel van een duim doen, zoals Henry David Thoreau.
russische christus
Een simpel leven zou je een rondgang kunnen noemen langs avonturiers, schrijvers en denkers die het verlangen koesterden om eenvoudig te leven. En over de moeilijkheden waarvoor het in de praktijk zorgde. Aan eenvoud blijken scherpe kantjes te zitten. Zoals bij Henry David Thoreau, de schrijver van Walden op wie Nieuwenhuis steeds terugkomt als de aartsvader van het je willen terugtrekken in een afgelegen hut. In Walden wordt een verblijf van zo’n twee jaar beschreven in een eenvoudige hut, schijnbaar ver weg van de bewoonde wereld. Maar in werkelijkheid was die hut maar twee kilometer verwijderd van het dorp Concord, in de buurt van Boston. Daar kon hij zo maar naartoe lopen.
Er hing iets idyllisch rond Thoreau, maar hij was een misantroop die niet van mensen hield, wat Jac. P. Thijsse erg stoorde, hoezeer hij hem ook ‘vereerde’. De Amerikaanse schrijver John Updike waardeerde hem als uitvinder van de ‘burgerlijke ongehoorzaamheid’, maar vond hem ook ‘aanmatigend’. De Italiaanse schrijver Paolo Cognetti, de schrijver van de populaire roman De buitenjongen, die een recente Italiaanse uitgave van Walden inleidde, prijst hem in crescendo-toon omdat hij zijn huis niet verwarmde en aan de kou wilde wennen. Het is ‘een harde leerschool’. Wie zijn behoeften tot een minimum wil beperken moet volgens Cognetti ‘Weglaten. Snijden tot op het bot: daar begint de zoektocht naar geluk’.
Walden, de gemeenschap die Frederik van Eeden naar voorbeeld van Thoreau in Het Gooi begon strandde op allerlei ideologische en praktische problemen. Tolstoj, een van de bezitters van oud geld die zich in jute zakken kleedde en extreem eenvoudig ging leven, riep de irritatie op van Tsjechov. Tolstoj had voor zijn inkeer eerst jaren de beest uitgehangen (‘financiële uitspattingen en gokverslavingen’). Tsjechov stoorde zich aan deze Russische Christus die over de hele wereld werd nagevolgd, ook door Mahatma Gandhi.
met alleen een simpel leven wordt het niets
Nieuwenhuis’ manier om achter de ideeën over het simpele leven te komen is veelal op bezoek te gaan bij schrijvers, avonturiers en filosofen die zich met de vereenvoudiging van het leven hebben beziggehouden. Nieuwenhuis heeft zoveel boeken verzameld en gelezen over zijn onderwerp dat er een stapeling van verhalen en perspectieven ontstaat. Hoe veel je ook te weten komt, de ene schrijver verdringt de andere of, zou je ook kunnen zeggen, er komt weer een verhaal en nuance bij. Er worden te veel samenvattingen van boeken en levens gegeven.
Nieuwenhuis verwerkt ook autobiografische elementen in zijn boek. Dat zou sympathiek kunnen zijn en ‘open’ bij zo’n gevoelig onderwerp, maar het is ook wel erg intiem. Het wordt niet helemaal duidelijk hoe noodzakelijk of vrijwillig de soberheid bij de familie Nieuwenhuis was wanneer er ineens zowel een Saab als een Volvo voor de deur staat. ‘Achter de schermen’ moeten de eindjes bij elkaar geknoopt worden. Dat zijn dan wel dure eindjes.
Eenvoud kan tot bekrompenheid leiden, tot versimpeling, tot reductionisme, tot de brandstapel, zoals Nietzsche zei, en tot kaalslag.
Het gaat in Een simpel leven te weinig om karakter en temperament als belangrijke factoren in een leven. Het zijn lang niet altijd ecologische of milieu-achtige overwegingen als het over vereenvoudiging gaat. Een introvert iemand zal sneller de afzondering kiezen dan een flapuit. Een avonturier kan alleen maar aan zijn avontuur denken. De nieuwsgierige zal niet snel een hutje op de hei opzoeken. Die wil zijn voortuintje niet als horizon hebben, maar de ruimte van het volledige leven. Iemand die van minimalisme als stijl houdt zal verder ook geen excessief bestaan leiden. Wie protestant is opgevoed zal de katholieke krullen en versieringen maar niets vinden. Hij/zij wil al die krullen niet tussen hem/haar en God. Iemand met geldingsdrang of iemand die lijdt aan ontdekkingszucht denkt niet gauw aan een simpel leven.
Boven ieders karakter en temperament staat natuurlijk het denken, het vermogen te reflecteren over de toestand van de wereld en je plaats daarin. Daar geeft het boek van Nieuwenhuis wel aanleiding toe. Eenvoud kan tot bekrompenheid leiden, tot versimpeling, tot reductionisme, tot de brandstapel, zoals Nietzsche zei, en tot kaalslag. Maar het kan er ook voor zorgen dat men oog heeft voor de ‘wezenlijke dingen’, onderscheid weet te maken tussen wat wel en niet belangrijk is. Ook al moeten we het niet ingewikkelder maken dan het is, met alleen een simpel leven wordt het niets.
Een simpel leven. Waarom ons verlangen naar eenvoud complexer is dan we denken door Roderick Nieuwenhuis is uitgegeven door Ambo|Anthos.
Het bericht Literaire Kroniek: Een eenvoudig leven is zo eenvoudig nog niet verscheen eerst op Vrij Nederland. Tue, 24 Jan 2023 14:56:17 +0000
|
Hoe plakbandpolitiek steeds weer voor problemen zorgt
De bal vooruit trappen: energiecrisis
Een tijdelijke oplossing kan soms de scherpe randjes van een probleem halen, maar als het hierbij blijft, kan het er ook voor zorgen dat de problemen alleen maar vooruitgeschoven worden. Neem de energiecrisis. Door de oorlog in Oekraïne levert Rusland minder gas aan landen in de Europese Unie. Nederland importeert daarom meer aardgas uit Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk en zal met deze voorraden de winter door kunnen komen. Wel kan het zo zijn dat Nederland extra gas zal moeten leveren aan EU-landen met tekorten. De gasprijzen fluctueren daarom flink: 13 september kostte gas 1,72 per kuub. Twee dagen later 2,41. Zodra er koud weer wordt voorspeld, gaan de prijzen omhoog.
Het gasgebruik in Nederland moet dus omlaag.
Toch heeft de regering in navolging van andere landen juist een maatregel genomen die de prikkel om minder gas te gebruiken de kop indrukt: het prijsplafond. Vanaf januari 2023 is er een plafond op de energieprijs voor huishoudens en andere kleinverbruikers. Tot een bepaald gebruik betalen mensen dus niet meer dan een maximale prijs voor gas, stroom en stadsverwarming. Hierdoor krijgen de meeste huishoudens korting op hun energierekening. Het kabinet schat dat deze regeling 23,5 miljard euro gaat kosten.
Het is een generieke oplossing (voor iedereen 190 euro erbij) voor een specifiek probleem (energiearmoede) dat de onderliggende structurele problemen niet oplost maar uitstelt. Er ontstaat een waterbedeffect: omdat mensen 190 euro per maand erbij krijgen, daalde ook de inflatie in Nederland van 10 naar 5 procent. Zodra de compensatie stopt, zal de inflatie weer stijgen.
En de fysieke aardgastekorten zijn er ook na het prijsplafond nog steeds: vloeibaar aardgas wordt duurder en hoewel de capaciteiten worden uitgebreid, is het nog maar de vraag of de aardgasschepen richting Nederland varen. Gebruik maken van Gronings gas is geen optie, en hoewel de voorraden dit jaar nog zijn gevuld met behulp van Russisch gas (tegen hoge prijzen) is het kabinet op zoek naar mogelijkheden voor de winter van 2023-2024.
Soms blijken de plakbandjes van de overheid niet rechtsgeldig te zijn, en zorgt het rechtzetten hiervan – vaak via een gerechtelijke uitspraak – voor een crisis.
Naast energie besparen zullen huishoudens en bedrijven een transitie moeten maken op een elektrische infrastructuur die daar niet op is toegerust. Bovendien hebben bedrijven, zo liet technische werkgeversorganisatie FME weten, problemen met het verkrijgen van de juiste vergunningen. Hoewel de regering 4 miljard heeft uitgetrokken om 2,5 van de 7,9 miljoen woningen te isoleren (vooral die met energielabels E, F en G), zal dit in de praktijk een druppel op de gloeiende plaat zijn.
2. Illegale noodoplossingen: stikstofcrisis
Soms blijken de plakbandjes van de overheid niet rechtsgeldig te zijn, en zorgt het rechtzetten hiervan – vaak via een gerechtelijke uitspraak – voor een crisis. Hoewel de Afdeling Advisering van de Raad van State kritisch was op het voorstel van toenmalig staatssecretaris Henk Bleker (CDA), stemde een meerderheid van de Tweede Kamer in 2014 voor het Programma Aanpak Stikstof (PAS). Via dat programma was extra vervuiling tijdelijk toegestaan, omdat er compenserende maatregelen voor natuurbescherming tegenover zouden staan.
De bezwaarschriften stroomden vervolgens binnen bij de Raad van State: het programma was immers in strijd met het Europese natuurbeschermingsrecht. Dit werd in 2018 door het Europese Hof van Justitie bevestigd. De vergunningen hadden niet verstrekt mogen worden, omdat de belofte van ‘compenserende maatregelen’ veel te zacht waren. Een jaar later bevestigde de Raad van State deze uitspraak waardoor het programma juridisch ongeldig werd verklaard. Omdat het programma niet meer mocht worden gebruikt om vergunningen te verlenen, kwamen bouwprojecten tot stilstand en ontstond er een crisis. Om de bouw weer op gang te krijgen, werd maart 2021 een uitzondering opgenomen in de wet waar vervolgens afgelopen november (wederom) een streep door werd gezet na een uitspraak van de Raad van State: het lapmiddel in de vorm van een bouwvrijstelling was immers ook in strijd met Europees natuurbeschermingsrecht.
‘In het stikstofdossier is meermaals gekozen voor een oplossing die niet wettig bleek, dus dan blijf je pleisters plakken die steeds urgenter worden,’ constateert politicoloog Tom Louwerse. Het is volgens Louwerse overigens geen teken dat er politiek nooit op de lange termijn wordt nagedacht. ‘Kijk maar naar de klimaatwet. Tegelijkertijd is het wel zo dat die abstracte doelen op een gegeven moment toch vertaald moeten gaan worden in tastbaar beleid.’
Pleisters zijn daarom, zo constateert Louwerse, nooit helemaal te voorkomen. ‘Een ander voorbeeld van lange termijn is bijvoorbeeld de pensioenwet. Dat begint abstract, en wanneer het wordt terugvertaald naar wat het voor specifieke doelgroepen gaat betekenen, zullen daar weer regelingen aan worden gehangen, en dus ook pleisters worden geplakt.’ Het is alleen wel de bedoeling dat die pleisters wettelijk zijn toegestaan. ‘Als je je wettelijk vastlegt op bepaalde uitstootdoelen, dan is dat bindend en kan de rechter de overheid terugfluiten als zij daar niet aan voldoet,’ aldus Louwerse.
3. Het verkeerde ministerie: wooncrisis
Bouwen, bouwen, bouwen: 900 duizend nieuwe woningen zijn er door minister van Wonen Hugo de Jonge (CDA) beloofd. Toch valt de omvang van het woningtekort mee. Het verschil tussen het aantal huishoudens en het aantal beschikbare woningen is historisch gezien zelfs klein. Sterker nog, het CBS rapporteert juist dat de woningvoorraad veel beter aansluit bij de demografische situatie dan bijvoorbeeld in de jaren zestig. Ook is er de laatste zeven jaar weinig veranderd. Toch is er een wooncrisis.
Zo is de groep 25- tot 35-jarigen – de starters op de woonmarkt – de afgelopen jaren sterk gegroeid. Een deel van die jongvolwassenen zijn (arbeids)migranten die, in tegenstelling tot hun in Nederland geboren leeftijdsgenoten, niet de mogelijkheid hebben om iets langer bij hun ouders te blijven wonen. Dit geldt ook voor de groep vijftien- tot twintigjarigen: tussen 2014 en 2020 nam de immigratie van jongeren in deze leeftijdsgroep met 43 procent toe. Zij hebben simpelweg geen ouderlijk huis vanuit waar zij kunnen pendelen naar hun opleidingsinstituut. Het CBS noemt deze groep jongvolwassenen dan ook ‘een lucratieve markt voor de particuliere verhuur’.
‘Een relatief kleine groep met stijgende inkomens jaagt de huizenprijzen op, want door de lage rentes blijven de woonlasten gelijk.'
Een markt die mede lucratief is gemaakt door de overheid. Op de vastgoedbeurs Expo Real in München in 2015 nam toenmalig minister van wonen Stef Blok (VVD) tweemaal de gelegenheid te baat om buitenlandse investeerders te wijzen op de mooie investeringsmogelijkheden op de Nederlandse sociale huurmarkt. Na financieel wanbeleid van enkele grote corporaties nam de VVD (gesteund door SGP, CU en D66) in 2013 het besluit om sociale huurwoningen op de vrije markt te gooien. Ook werd besloten dat verhuurders een belasting moeten betalen over sociale huurwoningen. Die verhuurdersheffing is momenteel 1,7 miljard euro per jaar waarvan 95 procent wordt betaald door woningcorporaties. Gevolg: sociale huurwoningen werden afgestoten en kwamen terecht in de vrije handel. Een vastgoedmarkt waar huizen dankzij de lage rentes een aantrekkelijke belegging vormden.
Tegelijkertijd groeide het aantal huishoudens van 75-plussers. Waar in 1980 nog 23 procent in een instelling verbleef, was dit begin 2021 afgenomen tot 7 procent. De overheid stimuleert actief dat ouderen langer zelfstandig blijven wonen, dus is hier de doorstroom afgenomen.
‘Een relatief kleine groep met stijgende inkomens jaagt de huizenprijzen op, want door de lage rentes blijven de woonlasten gelijk. Rentes zullen in de nabije toekomst niet flink stijgen om te voorkomen dat bedrijven failliet gaan,’ constateerde sociaalgeograaf Piet van Mourik. In een column in Binnenlands Bestuur betoogde de voormalig topambtenaar dat de woningcrisis vooral gaat over een tekort aan betaalbare huizen, en de crisis een direct gevolg is van politieke keuzes. ‘Mensen die nu de startersmarkt op komen, hebben een inkomen van minimaal een ton per jaar nodig, wie heeft dat nou op zijn 25ste?’
Maar de minister van Wonen beloofde toch ook juist ‘meer betaalbare woningen’? ‘Meer woningen bijbouwen lost het probleem van prijsopdrijving niet op. Er komen immers jaarlijks meer jonge mensen bij dan er gebouwd wordt, het is daarom een fiscale kwestie. Als je dit wilt oplossen, moet je bij minister Kaag van Financiën zijn: het enige wat je kan stimuleren, is het laten zakken van de prijs door vermogensbelasting, erfbelasting en het afromen van de winst van de waardestijging,’ constateert Van Mourik.
Hij waarschuwt voor het ontstaan van een verloren generatie: jongeren tussen de 25 en 35 jaar die momenteel een valse start maken. ‘We gaan hiervoor als maatschappij een prijs betalen, want niet alleen vergroten we de tegenstelling tussen arm en rijk maar we creëren voor een jonge generatie de onmogelijkheid tot gezinsvorming en vooral veel financiële stress. Nu laten we deze mensen gewoon zwemmen.’
Het bericht Hoe plakbandpolitiek steeds weer voor problemen zorgt verscheen eerst op Vrij Nederland. Tue, 24 Jan 2023 02:00:17 +0000
|
De behoefte aan een sterke leider groeit
Ook al wordt er vaak niet naar gehandeld, de democratie heeft zich zo vanzelfsprekend in ons denken genesteld dat het bepaald een verrassing is om een boek Vechten voor democratie te zien heten, zoals dat van Ewoud Kieft.
Is het in Nederland zo beroerd gesteld dat er om de instandhouding van de democratie gevochten moet worden? Je zou denken dat de democratie levend genoeg is, gezien de aanhoudende polarisatie. De democratie zorgt ervoor dat we het over zo ongeveer alles niet met elkaar eens mogen zijn, geheel overeenkomstig de definitie van Kieft: democratie is recht doen aan verschillen en conflicten.
De veelstemmigheid over de veelheid aan crises (klimaat, oorlog, migratie, toeslagen...) loopt het gevaar over te gaan in kakofonie.
Buiten het democratische spel om zijn veel ruwere, gepolariseerdere en fellere politieke mores ontstaan die de grenzen van het toelaatbare tarten.
Toch is het nog niet zo’n gekke gedachte dat er gevochten zou moeten worden voor de democratie. Hoe vanzelfsprekender de democratie, des te gevoeliger ligt het als we daar slordig mee omgaan.
Wanneer premier Rutte zijn sms-berichten niet met de Tweede Kamer wil delen, wordt dat ‘ondemocratisch’ genoemd. Dat klinkt slap, bijna hulpeloos, op het zielige af. ‘Ondemocratisch’ is gepruttel, geen taal van een oppositie.
Hoe feitelijk juist ook, ‘ondemocratisch’ is als kwalificatie hier niet krachtig genoeg. We zijn inmiddels ongenadiger taal gewend. Want buiten het democratische spel om zijn veel ruwere, gepolariseerdere en fellere politieke mores ontstaan die de grenzen van het toelaatbare tarten. Daar weten Geert Wilders, Thierry Baudet en hun assistenten in de Kamer alles van.
Deze politici blijken ook sympathie te hebben voor een veel internationalere bedreiging voor de democratie: de steeds groter wordende club autocratische politieke leiders in landen als Rusland, China, Belarus, Hongarije, India en Turkije. De democratieën beginnen uit te dunnen.
Het verontrustende is dat die autocratische leiders helemaal niet in democratie geloven, die niet serieus nemen als iets dat goed zou zijn voor hun land en voor de ontplooiing van hun burgers.
Ze doen alsof die burgers ook niet om democratie geven, en er niet geschikt voor zouden zijn. Democratie zou veel te veel werk zijn, te moeilijk ook. Almaar moeten kiezen, almaar ergens iets van moeten vinden.
De mensen in de landen van die leiders zijn niet zo verschillend van elkaar, die willen eenheid en saamhorigheid, en hebben behoefte aan een ‘sterke leider’.
In Frankrijk heeft 48 procent van de mensen daar nu ook behoefte aan, in Duitsland 33 procent, en in Engeland 50 procent, schrijft Ewoud Kieft. Dat zijn cijfers, afkomstig uit het boek The People vs. Democracy van politicoloog Yascha Mounk, om even kippenvel van te krijgen. Of zouden ze met ‘sterke leider’ ook mensen als Merkel, De Gaulle en Churchill kunnen bedoelen? Laten we het hopen.
Het bericht De behoefte aan een sterke leider groeit verscheen eerst op Vrij Nederland. Mon, 23 Jan 2023 03:00:29 +0000
|
De vergeten slachtoffers van Het Apeldoornsche Bosch
Dit verhaal is ook te beluisteren.
Het is laat en pikdonker als Sal van Son zich met grote passen een weg door het bos baant. De jongen probeert niet te rennen, maar de spanning van de afgelopen dagen stuwt hem vooruit. Zijn voeten zakken weg in de drassige bodem en takken slaan in zijn gezicht; hij verlaagt zijn tempo niet. Het hoofdgebouw heeft hij al een tijdje achter zich gelaten, wanneer voor hem een groot pand opdoemt. Het vrouwenpaviljoen. De witgepleisterde muren lichten op in de nacht en uit een van de statige, hoge ramen bolt een flauw schijnsel. Even flitst het door hem heen dat hij ze moet waarschuwen, maar dan denkt hij aan de woorden van zijn vader. ‘Voorwaarts. Mars. Nú!’
De vrouw van dokter Lobstein had Sal zo-even bij zich laten roepen en de telefoonhoorn in zijn handen geduwd. Vreemd, op dit tijdstip lag zijn vader normaal al lang te slapen. Vader Van Son baste de drie woorden tegen zijn zoon en hing op. Mevrouw Lobstein stond aan hem te trekken; ze tornde met de punt van een schaar de ster van zijn borst en gaf hem een zet. ‘Luister naar je vader.’
Aan het einde van de gang keek Sal een laatste keer om; directeur-geneesheer Lobstein zat nog in zijn kantoor. Toen zette hij het op een lopen, het pand uit, de vrieskou in, dwars door de moestuinen en sportvelden, langs de ateliers waar patiënten eerder die dag nog zaten te werken, voorbij het ontspanningsgebouw en de kinderpaviljoens – boomtoppen blokkeerden zelfs het flauwste maanlicht, maar als huisknecht kon hij het blind uittekenen.
Hij rent en stopt niet tot hij tussen de laatste rij stammen door schiet en zijn schoenen het asfalt van De Voorwaarts raken. Op die doorgaande weg wacht hij tot zijn adem is bedaard, strijkt stof glad waar kippengaas en doornen winkelhaken hebben getrokken, en begint zo kalm mogelijk aan de wandeling naar zijn ouderlijk huis.
Het is de avond van 21 januari 1943, en in het bos achter Sal van Son verblijven nog zo’n 1250 mensen. Wanneer de zon de volgende ochtend opkomt en de gebouwen tussen het groen uitlicht, zijn ze allemaal verdwenen.
Koninklijke uitstraling
Aan de bewoners van de joodse psychiatrische instelling Het Apeldoornsche Bosch zijn de eerste tweeëneenhalf jaar van de Duitse bezetting vrijwel geruisloos voorbijgegaan. Het leven van personeel en patiënten speelt zich af tussen parkachtig aangelegde grasvelden en bloementuinen, in een uitgestrekt bosgebied in Apeldoorn-Oost. Het hoofdgebouw is een wit, langgerekt pand met koninklijke uitstraling, en verspreid over het terrein bevinden zich bijgebouwen en paviljoens tussen oude bomen. Sinds de oprichting in 1909 kunnen patiënten hier leven volgens joodse traditie, met een eigen synagoge in het bos, koosjer eten en de viering van sabbat van vrijdag op zaterdag.
De instelling heeft een goede naam. Onder leiding van dokter Jacques Lobstein worden vooruitstrevende behandelingen toegepast op de bewoners – mensen met een verstandelijke beperking, psychiatrische patiënten van de lichtste tot de zwaarste categorie, en moeilijk opvoedbare kinderen.
Waar de inwoners van Apeldoorn de instelling hardnekkig ‘gesticht’ of ‘gekkenhuis’ blijven noemen, waait er binnen de muren van Het Apeldoornsche Bosch juist een moderne wind.
Het Apeldoornsche Bosch is groot: duizend volwassen bewoners plus vierhonderd man personeel, van huishoudelijke tot medische staf, en daarbij nog eens honderd jonge kinderen. Waar de inwoners van Apeldoorn de instelling hardnekkig ‘gesticht’ of ‘gekkenhuis’ blijven noemen, waait er binnen de muren van Het Apeldoornsche Bosch juist een moderne wind. Er is arbeidstherapie in verschillende werkplaatsen, er zijn cursussen, de patiënten mogen, waar mogelijk, zelfvoorzienend leven, er wordt wetenschappelijk onderzoek verricht en vlak voor de oorlog is er zelfs nog een ontspanningsgebouw op het terrein geopend, met wel vijfhonderd zitplaatsen voor muziek-, film- en cabaretavonden.
De Joodse Hemel
Terwijl toenemende naziterreur de joodse gemeenschap in de rest van Nederland steeds verder in het nauw drijft, lijkt Het Apeldoornsche Bosch een status aparte te genieten: de instelling wordt met rust gelaten en de bewegingsvrijheid op het terrein is niet beperkt door maatregelen van de bezetter.
Op 1 april 1942 wordt al het niet-joodse personeel weggestuurd. De vrijgekomen banen worden ingevuld door joden, die vooral in de hoofdstad en uit de nabije omgeving worden gerekruteerd. Zo komt ook slagerszoon Sal van Son als 21-jarige jongen terecht in Het Apeldoornsche Bosch. Hij woont in de buurt van de instelling en krijgt er een baan als huisknecht. Zijn zussen worden, zonder relevante diploma’s, aangenomen als verpleegster.
Met hun aanstelling op het prachtige terrein, ver weg van het grimmige Amsterdam waar de treinen al naar kamp Westerbork rijden, slaakt het nieuwe personeel een zucht van verlichting: hier zijn ze veilig.
Met hun aanstelling op het prachtige terrein, ver weg van het grimmige Amsterdam waar de treinen al naar kamp Westerbork rijden, slaakt het nieuwe personeel een zucht van verlichting: hier zijn ze veilig. De relatieve rust in het hart van Gelderland in combinatie met het aangename verblijf onder leiding van dokter Lobstein, bezorgen Het Apeldoornsche Bosch dan ook al snel de bijnaam ‘de Joodse Hemel’.
Hersteloord voor Waffen-SS-mannen
Op 11 januari 1943 wordt Het Apeldoornsche Bosch bezocht door Hauptsturmführer Ferdinand Aus der Fünten, een hoge SS’er die de informele leiding over de deportatie van Nederlandse joden heeft. Dokter Lobstein leidt hem rond op het terrein en beantwoordt geduldig zijn vragen. Aus der Fünten vraagt hem om plattegronden en of er een station in de buurt is; Lobstein krijgt de indruk dat Aus der Fünten een locatie zoekt om meer joden onder te brengen.
Het enige probleem zijn de ruim duizend aanwezige joodse patiënten.
In werkelijkheid is deze man met zijn langgerekte gezicht en strakke zijscheiding op zoek naar een hersteloord voor zijn Waffen-SS-mannen. Dit goed onderhouden terrein middenin de natuur, ver van de gevaarlijke kustgebieden; de mooie slaapvertrekken, werkplaatsen en bioscoopzaal; de witte zwanen die stoïcijns baantjes trekken door de vijver: het is perfect. Het enige probleem zijn de ruim duizend aanwezige joodse patiënten.
Op 19 januari gelast Aus der Fünten de evacuatie van het gehele complex: Het Apeldoornsche Bosch moet ‘Judenrein’ worden gemaakt.
Vertrouwen
Sal van Son heeft geen idee wat hem en de andere bewoners te wachten staat. Diezelfde 19e januari wordt hem gevraagd te helpen bij het ontspanningsgebouw. Als Sal komt aanlopen, ziet hij tot zijn verbazing vele bekenden uit Apeldoorn. De politie heeft bijna alle joodse inwoners van de stad opgepakt en naar Het Apeldoornsche Bosch overgebracht. Hele families, bepakt en bezakt, hun gezichten vertrokken van spanning. Sal is in de war, maar doet wat hem wordt opgedragen. Hij verspreidt balen stro over de vloer, helpt ouderen zich te installeren en stelt zijn eigen familieleden gerust.
Dokter Lobstein houdt het personeel voor: we worden waarschijnlijk geëvacueerd naar een werkkamp, daar zijn speciale barakken voor ons ingericht. We moeten bij elkaar blijven; de patiënten hebben ons nodig. Maar op het terrein ontstaat paniek, zeker als een dag later de kampcommandant van Westerbork zich aan de poort meldt, met in zijn kielzog honderd man van de joodse Ordedienst. Het zijn de bestelde hulptroepen van Aus der Fünten – een dag te vroeg.
Zeker tweehonderd personeelsleden en tachtig ‘lichte’ patiënten vluchten die avond. De rest besluit te blijven, gesteund door het vertrouwen van dokter Lobstein – ook de jonge huisknecht Sal. Zo lang de dokter of zijn vader hem niet anders vertellen, bemant hij zijn post en doet wat hem wordt opgedragen.
De dag daarna treft het overgebleven personeel voorbereidingen. Ze pakken kleding en medicijnen voor de patiënten in koffers, waarop ze met sierlijke letters namen en geboortedata schilderen, en maken honderden lunchpakketten die ze in witkatoenen servetten knopen.
IJselijke kreten
‘Voorwaarts. Mars. Nú!’ Sal hoort aan zijn vaders stem dat het hem menens is en rent de duisternis in, dwars door de bossen het terrein af. Hij heeft de ouderlijke woning nog niet bereikt, of in Het Apeldoornsche Bosch breekt de hel los.
Vanaf het moment dat de vrachtwagens het terrein op rijden, is duidelijk dat Ferdinand Aus der Fünten en zijn mannen van de Grüne Polizei de ontruiming op beestachtige wijze zullen leiden. Met geweld en geschreeuw worden honderden patiënten in de winterse kou naar buiten gedreven, sommigen nog in hun nachtpon, anderen in dwangbuis of naakt, en in de laadbakken geslagen. Kleine kinderen, demente ouderen, de groep opgepakte joden uit Apeldoorn en volstrekt gestoorden. Patiënten die te hard schreeuwen of tegenspartelen krijgen een spuit en worden als vee achterin een wagen gegooid. Mensen zien geen hand voor ogen en tussen de bomen echoën ijselijke kreten vanuit de andere gebouwen.
Patiënten liggen en staan op en over elkaar, en worden met hoge snelheid naar station Apeldoorn gereden, waar op het rangeerterrein een kolonne lege goederenwagons gereedstaat.
De ziekste patiënten worden op matrassen in de trein gelegd, met daar bovenop een volgende laag matrassen met patiënten – en zo door tot het plafond, als een gigantisch menselijk stapelbed.
Vanuit de vrachtwagens wordt de menigte de wagons ingejaagd; de chaos is niet te overzien. In het rapport van de stationschef van Apeldoorn staan droge waarnemingen, zoals over een jong meisje dat, volkomen naakt maar met haar armen in een dwangbuis, als een potlood voorover in de diepe geul tussen perron en treinwagon valt, waarbij zij haar armen niet kan uitsteken om haar val te breken. Een andere ooggetuige verklaart dat de ziekste patiënten op matrassen in de trein worden gelegd, met daar bovenop een volgende laag matrassen met patiënten – en zo door tot het plafond, als een gigantisch menselijk stapelbed. De wagons zitten al snel zo vol dat de deuren niet meer dicht kunnen; bij het geforceerd afsluiten ervan worden handen en vingers verbrijzeld. Binnen is het inktzwart. Luchtkokers worden van buitenaf hermetisch gesloten.
Mannen zitten bij vrouwen, kinderen zitten bij gevaarlijke krankzinnigen, mensen met een milde psychische aandoening bij praktisch onvervoerbare meervoudig gehandicapten. Het gekrijs en gejammer dat uit de wagons opstijgt wordt tot in de wijde omgeving gehoord; omwonenden vertellen later dat het levenslang in hun ziel is gekerfd.
Twintig personeelsleden bieden zich vrijwillig aan de patiënten tijdens de reis te begeleiden in de hoop ze rustig te krijgen. Nog eens dertig worden er door Aus der Fünten aangewezen; hij belooft hen allen een veilige terugkeer.
Tegen het ochtendgloren van 22 januari 1943 vertrekt de trein van station Apeldoorn, met als eindbestemming Auschwitz-Birkenau. De enige herinnering aan wat zich heeft voltrokken, is de lange sliert bagage en witte servetten die achterblijft in de berm.
Krankzinnig gelach
Wat zich tijdens de dagenlange reis naar het oosten heeft afgespeeld, gaat het menselijk voorstellingsvermogen te boven. De aankomst in Polen, de deuren die van het slot gaan, de verse zuurstof die de stinkende wagons binnenstroomt: het biedt nog maar een kleine groep verlossing.
Rudolf Vrba is een van de vijf gevangenen die ooit uit Auschwitz is ontsnapt; hij staat op het perron als de trein uit Het Apeldoornsche Bosch aankomt en getuigt er later over in zijn boek Ik ontsnapte uit Auschwitz:
‘In sommige wagons was bijna de helft van de ingezetenen dood of stervende, meer dan ik ooit eerder had gezien. Velen van hen waren overduidelijk al een paar dagen dood, want de lichamen waren aan het ontbinden en de geur van rottend vlees stroomde uit de geopende deuren. Maar dat was op zich niet nieuw voor me. Wat me met afgrijzen vervulde was de staat waarin de levenden zich bevonden. Sommigen waren aan het kwijlen, imbeciel, als levenden met een dode geest. Anderen gingen tekeer, probeerden hun buren uiteen te rijten of zelfs hun eigen vlees. Weer anderen waren naakt, hoewel het ijskoud was; en boven alles uit, boven het gekreun van de stervenden of de wanhopigen, de uithalen van pijn en van angst, daar boven uit rees af en aan het geluid van wild, angstaanjagend en krankzinnig gelach.’
‘En toch, temidden dit gekkenhuis, was daar een sprankeling van beeldschone en onzelfzuchtige helderheid. Tussen de krankzinnigen bevonden zich verpleegsters, jonge meiden, hun uniformen gescheurd en vies, maar hun gezichten kalm en hun handen geen enkel moment nutteloos. Hun medicijntassen hingen nog over hun schouders en ze moesten vechten om overeind te blijven, maar gedurende die chaos hielden ze niet op met werken, troosten, verbinden, hier een injectie geven, en daar een aspirine.’
Patiënten en personeel worden ruw gescheiden en in vrachtwagens gejaagd. Mensen die proberen weg te rennen worden ter plekke doodgeschoten.
Over wat hierna gebeurt, bestaan twee lezingen. Dr. Jacques Presser schrijft dat het hele transport onmiddellijk wordt vergast. Dr. Loe de Jong concludeert dat die stap wordt overgeslagen en de vrachtwagens rechtstreeks naar de gigantische vuurkuilen rijden, waarin de lijken uit de gaskamers worden verbrand. Daar worden alle patiënten levend in de vlammen gegooid, die worden gevoed met een lading hout en petroleum.
De wens te vergeten
In de dagen na de ontruiming nemen omwonenden voorzichtig een kijkje op het terrein van Het Apeldoornsche Bosch. Het hoofdgebouw, de paviljoens, de werkplaatsen: alles is leeg, iedereen is weg. Rond de 1200 patiënten en vijftig personeelsleden zijn weggevoerd – omdat de trein niet via Westerbork ging is er geen sluitende administratie. Geen van hen keert terug.
Over de ontruiming wordt in Apeldoorn niet meer gesproken; niet in de maanden erna en niet na de oorlog. In de documentaire Veilig in het Bosch gemaakt in opdracht van CODA, vertellen betrokkenen die vroeger vrienden op het terrein hadden, dat hun ouders er niet over wilden of konden praten. Decennialang is het onderwerp taboe, gevoed door schuld en de wens te vergeten. In Apeldoorn is de ontruiming bij naoorlogse generaties nauwelijks bekend, laat staan in de rest van Nederland.
In 1990 wordt voor het eerst een monument voor Het Apeldoornsche Bosch opgericht: een gedenkmuur in het Prinsenpark met daarop een dichtregel van Ida Gerhardt:
Nooit heb ik
wat ons is ontnomen
zo bitter, bitter, liefgehad
Pas zeventig jaar na de ontruiming, in januari 2013, krijgen zij die zijn ontnomen ook een gezicht. De gegevens van de instelling worden openbaar, en 1069 namen kunnen worden achterhaald. Ze zijn toegevoegd aan de digitale database van Kamp Westerbork, het Joods Monument en museum Yad Vashem in Jerusalem.
Op 28 januari aanstaande is de jaarlijkse herdenking van de slachtoffers van Het Apeldoornsche Bosch, bij het monument in het Prinsenpark.
De ontruiming van Het Apeldoornsche Bosch staat symbool voor de ongrijpbare paradox van de oorlog, waarin normale mensen onder uitzonderlijke omstandigheden in staat blijken tot zowel menslievendheid als barbarij. Het is niet mogelijk het ene te omarmen zonder het andere in de ogen te kijken.
Roxane van Iperen stuitte op het verhaal van Het Apeldoornsche Bosch tijdens de research voor haar boek 't Hooge Nest. Ze maakte onder andere gebruik van de standaardwerken van historici Loe de Jong en Jacques Presser over de Tweede Wereldoorlog in Nederland.
Eli Asser (1922), voormalig VN-redacteur van 1948 tot 1952, ontsnapte ook uit het Apeldoornsche Bosch aan de vooravond van de ontruiming. In 2015 werd hij uitgebreid geïnterviewd door Harm Ede Botje en Mischa Cohen.
Het bericht De vergeten slachtoffers van Het Apeldoornsche Bosch verscheen eerst op Vrij Nederland. Sat, 21 Jan 2023 03:00:01 +0000
|
Als je duurzaamheid aan het bedrijfsleven overlaat, kun je wachten tot sint-juttemis
Het was Boskalis-topman Peter Berdowski die begin januari de knuppel in het hoenderhok gooide. Als de initiatiefwet Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen door de Kamer wordt aangenomen, dreigde hij, vertrekt de grote baggermaatschappij uit Nederland. De wet, een initiatief van SP, GroenLinks, PvdA en ChristenUnie, verplicht bedrijven om op een verantwoordelijke wijze met zaken als arbeidsomstandigheden en het milieu om te gaan en daarover te rapporteren.
Grootste steen des aanstoots is volgens Berdovski de zorgplicht die wordt opgelegd: daardoor kunnen ceo’s zoals hijzelf via de bestuursrechter persoonlijk aansprakelijk worden gesteld. ‘Het aanzien van Nederland op het wereldtoneel bladdert af, terwijl de ambities ironisch genoeg, groeien,’ klaagde Berdowski. ‘De dominee preekt internationaal steeds luider van de kansel, maar hij is de koopman, die ervoor heeft gezorgd dat er überhaupt een internationale relatie is, inmiddels vergeten. Niemand luistert meer.’
Berdowski is niet de enige die zich zorgen maakt: ook Ingrid Thijssen, voorzitter van de machtige werkgeversorganisatie VNO-NCW, ageert tegen de initiatiefwet, en stelt dat Nederlandse ondernemingen al ‘verantwoordelijkheid nemen’ en ‘meer impact bereiken door samenwerking’ – een argument waarmee grote bedrijven al jaren proberen scherpere wetgeving te voorkomen.
hand in hand
Zo moest ik opeens weer denken aan een informele bijeenkomst met Jan Peter Balkenende in Slot Loevestein in zijn laatste jaren als premier – het moet rond 2008 geweest zijn. In de ridderzaal van het veertiende-eeuwse kasteel hield hij voor een gezelschap van zakenlieden, CDA-bestuurders, een handjevol academici en ondergetekende een verhaal over het belang van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Het was een gedragen christendemocratisch verhaal over de ‘eigen verantwoordelijkheid’: vrntwrdlkhd, zoals Balkenende het uitdrukte, in zijn gebruikelijke tongval. Zo probeerde de premier het heilige geloof in de marktwerking van die dagen in de richting te buigen van het christendemocratische idee van soevereiniteit in eigen kring en de kracht van het maatschappelijk middenveld.
Maar toen al bekroop me de gedachte dat een moreel appèl op de ‘eigen verantwoordelijkheid’ ook iets vrijblijvends in zich droeg, want over de rol die de overheid in het bevorderen van duurzaamheid moest spelen, sprak Balkenende met geen woord. Geloofde de premier nou werkelijk dat het grote bedrijfsleven helemaal uit zichzelf milieubewust en mens- en klimaatvriendelijk zou gaan opereren, in de moordende concurrentie van de wereldmarkt? Kennelijk wel, want dezelfde Balkenende is sinds zijn vertrek uit de politiek al vele jaren voorzitter en uithangbord van de Dutch Sustainable Growth Coalition, waarmee de acht grootste Nederlandse multinationals duurzame groei zeggen te willen stimuleren en Nederland om te willen vormen tot een ‘Sustainable Valley’.
Als je duurzaamheid louter aan het bedrijfsleven overlaat, kun je wachten tot Sint Juttemis.
De ambities klinken prachtig, maar de cijfers zijn tamelijk ontluisterend. Tot nu toe nam slechts 1,6 procent van de meest vervuilende Nederlandse bedrijven deel aan IMVO-convenanten, kan volgens de Nieuwe Economie Index van MVO Nederland niet meer dan 15,4 procent van de Nederlandse bedrijven werkelijk duurzaam worden genoemd en zegt niet meer dan 35 procent de duurzame richtlijnen van de OESO te volgen.
Geen wonder dus dat een heel koor van ngo’s al jaren roept dat de overheid harder moet ingrijpen, met de initiatiefwet tot resultaat: als je duurzaamheid louter aan het bedrijfsleven overlaat, kun je wachten tot sint-juttemis.
De vraag is alleen – en daar hebben Peter Berdowski en Ingrid Thijssen wel degelijk een punt: loopt Nederland dan niet te ver voor de troepen uit? Een beter argument dan dat van die lastige zorgplicht lijkt me het level playing field: als Nederlandse bedrijven op grond van goedbedoelde maar vage criteria hard worden aangepakt met reeksen rechtszaken van ngo’s tot gevolg, dreigt willekeur, profiteert de internationale concurrentie en verplaats je alleen maar het probleem. Dat is ook de strekking van de kritiek van de SER en de Raad van State, die adviseren Europese wetgeving af te wachten.
In dat opzicht speelt het lanceren van de initiatiefwet – ook als ie niet door de Kamer komt – dan weer een nuttige rol: zo wordt er extra druk gezet op de EU om eindelijk met nieuwe richtlijnen te komen, en kunnen de koopman en de dominee toch nog hand in hand de toekomst in.
Het bericht Als je duurzaamheid aan het bedrijfsleven overlaat, kun je wachten tot sint-juttemis verscheen eerst op Vrij Nederland. Fri, 20 Jan 2023 04:00:27 +0000
|
Hoe alles tegenwoordig een crisis heet
Het woord crisis is in 2022 sterk aan inflatie onderhevig geraakt, constateerde professor Beatrice de Graaf in het radioprogramma Kelder & Co. Ze kwam tot deze conclusie in haar onderzoek naar crisisbesef van 1800 tot nu, neergepend in het afgelopen september verschenen essay Crisis!
‘Het is een soort hockeystickdiagram. Er werd af en toe wel over crises gesproken, aan het begin van de negentiende eeuw, in het midden van de negentiende eeuw, na de Eerste Wereldoorlog. En dan ineens zie je vanaf 2000, 2001, het gebruik van het woord crisis toenemen. Dat is aan inflatie onderhevig. Alles is nu een crisis. Neem de Schipholcrisis. Die is verschrikkelijk voor de passagiers in de rij, maar het is geen nationale crisis.’
De asielcrisis leest – net als de Schipholcrisis, de stikstofcrisis en de woningcrisis – eerder als een aangekondigd fiasco.
‘Er komt wel veel bij elkaar nu,’ ziet ook politicoloog Tom Louwerse van de Universiteit Leiden. ‘Dat is ook deels te verklaren door structurele tekorten. Veel capaciteit is wegbezuinigd. Dat was geen kwestie van een dalende vraag, er was gewoon minder geld om uit te geven.’
Onder de kabinetten Rutte werd immers flink gesneden, met bezuinigingspakketten van € 14,4 miljard (Rutte I), 12 miljard (Rutte II), 4 miljard (Rutte III) en 0,5 miljard (Rutte IV). In diverse sectoren – onderwijs, zorg, defensie – klonk geregeld de kreet ‘visieloos bezuinigen’, omdat met het budgettair snijden ook specifieke ambtelijke kennis verloren ging. Kennis die niet zomaar weer met een tijdelijke financiële injectie kan worden teruggekocht.
Harmonicabeleid – ferme stappen zetten als er crisis is maar direct bezuinigingen inboeken zodra de druk van de ketel is – is niet alleen iets van de kabinetten-Rutte.
Betalen we nu de prijs van jarenlang kortetermijnbeleid? ‘Laten we niet te bijziend zijn,’ waarschuwt bestuurskunde aan de Universiteit Utrecht Paul ’t Hart, 2022 is immers niet het eerste jaar waarin meerdere crises tegelijkertijd spelen, en we hebben ook niet met de eerste asielcrisis te maken. ‘In 1994 hadden we ook een asielgolf, onder andere van Tamils. Ook toen schoot de opvangcapaciteit compleet tekort en was iedereen geschokt door ellendige taferelen van hulpeloze mensen in lekkende legertenten in Ermelo. Mede naar aanleiding hiervan werd het Centraal Opvang orgaan Asielzoekers (COA) opgericht.’
Het moest centraler, gecoördineerder, geplander. Harmonicabeleid – ferme stappen zetten als er crisis is maar direct bezuinigingen inboeken zodra de druk van de ketel is – is volgens ’t Hart dus niet iets van alleen de kabinetten-Rutte, maar een terugkerend patroon in een aantal beleidssectoren.
Wisselingen aan de top
Naast bezuinigen volgens het harmonica-principe is er volgens Kutsal Yesilkagit, hoogleraar bestuurskunde aan de Universiteit Leiden, een specifiek Nederlandse ontwikkeling die kortetermijnpolitiek in de hand werkt, namelijk de reorganisatie van de (top)ambtenarij. Zo werd in 1995 de Algemene Bestuursdienst gecreëerd.
Het idee was dat topambtenaren niet te lang op dezelfde plek zouden moeten blijven zitten, zodat de verkokering tussen departementen – een veelgenoemde klacht in de jaren zeventig en tachtig – teniet zou worden gedaan. ‘Daar zat natuurlijk wel wat in, maar wat we daarvoor hebben teruggekregen, is een aantasting van het langetermijngeheugen van het ambtelijk apparaat,’ aldus Yesilkagit.
Topambtenaren zitten tegenwoordig tussen de drie en zeven jaar op hun post alvorens door te stromen naar een andere post binnen een ander ministerie of daarbuiten. ‘Soms gaan ambtenaren al na twee jaar op zoek naar hun volgende functie. Net op het moment dat ze een beetje doorhebben hoe de hazen lopen op zo’n ministerie dus. Hierdoor erodeert het institutioneel geheugen van zo’n organisatie.’
Resultaat: het kortetermijnperspectief van bewindspersonen is langzamerhand ook dat van de topambtenaren geworden. ‘Ministeries moeten het algemeen belang dienen, maar door de wisselingen aan de top zijn er geen langdurige netwerkrelaties meer met de sector waar die ministeries beleid over maken.’
Hierdoor hebben ambtenaren ook minder zicht op wat er precies gebeurt in de maatschappelijke sectoren waarvoor ze beleid moeten maken. Voor maatschappelijke en economische belangenbehartigers is het lastiger geworden om duurzame relaties aan te gaan met de overheid. Vaste aanspreekpunten zijn immers verdwenen. Pogingen om de verschillende belangen alsnog bij elkaar te krijgen, zijn deels terug te zien in het ontstaan van ‘tafels’ (zoals de klimaattafel en de Schipholtafel).
Het verwateren van de ambtelijke dienstbaarheid richting het algemeen belang is volgens Yesilkagit ook goed te zien in de rolopvatting van de ambtelijke top. ‘Die is toch wel gericht op het “uit de wind houden” van de minister, en dus ook veel reactiever van aard. Als je bezig bent met de vraag “overleeft de minister deze mediastorm”, dan ben je niet bezig als hoeder van de wet en van het algemene belang op de lange termijn.’
De route van wetgeving
Ook bepaalde politieke ontwikkelingen zorgen ervoor dat kortetermijndeals onvermijdelijk worden. Zo heeft de huidige regering geen meerderheid in de Eerste Kamer. ‘Zelfs als een voorstel redelijk in elkaar zit, kan het lastig zijn het door de Eerste Kamer te krijgen,’ constateert politicoloog Tom Louwerse. Er zullen dan vooraf inhoudelijke toezeggingen moeten worden toegevoegd om een meerderheid te krijgen, ‘en dat maakt de route van wetgeving nog ingewikkelder dan die al is. Een wet goed in elkaar zetten is een langdurig proces, en bij urgente problemen is het ook niet altijd een voor de hand liggende route.’
Deals moeten niet alleen met coalitiepartijen worden gesloten, maar ook met bijvoorbeeld de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. ‘Die is sinds de decentralisaties in het sociale domein weer een enorme onderhandelingspartner. Bij die operaties uit medio jaren tien kregen de gemeenten er veel taken bij, maar werd er tegelijkertijd gekort op de beschikbare budgetten. Dat laat het gemeentelijk veld zich geen tweede keer gebeuren, dus wordt er nu voor iedere meter gevochten als het kabinet hervormingen in het sociaal domein wil doorvoeren,’ ziet bestuurskundige ’t Hart.
‘Het is natuurlijk niet goed dat je als politicus pas wat minder rigide te werk durft te gaan als je iets een crisis noemt.’
Daarnaast heeft de overheid veel uitvoerende taken uitbesteed aan het maatschappelijk middenveld en aan commerciële partijen, die net als de gemeenten intensief lobbyen in de media en bij het parlement op het moment dat zij hun belangen in het geding zien komen door strategische koerswijzigingen van het kabinet. ‘Alles bij elkaar zorgt dat voor veel stroperigheid en hindermacht, waardoor problemen van bestaande werkwijzen niet tijdig worden aangepakt en er allerlei “uitvoeringsincidenten” ontstaan, die dan weer tot crises worden bestempeld,’ aldus ’t Hart. Het reactieve en defensieve patroon wordt op deze manier ook in de hand gewerkt.
Moedig
Overigens is met dit alles niet gezegd dat crisismaatregelen altijd matig bestuur opleveren. Denk bijvoorbeeld aan wat het ministerie van Sociale Zaken en de Sociale Verzekeringsbank tot stand hebben weten te brengen tijdens de coronacrisis: de Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW-regeling), die werkgevers financieel ondersteunde zodat ze werknemers in dienst konden houden en daarmee ons land voor een diepe recessie wist te behoeden. Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Wouter Koolmees (D66) toonde moedig politiek leiderschap toen hij de noodregeling in de Tweede Kamer verdedigde.
Koolmees legde uit dat zo’n ‘grofmazige regeling’ onvermijdelijk was, wilde je het doel ervan – het land aan de gang houden – bereiken. ‘Daarmee brak hij bewust met het patroon van steeds grotere fijnmazigheid, waardoor wet- en regelgeving steeds complexer worden voor burgers en bedrijven, en moeilijker uit te voeren voor publieke dienstverleners,’ aldus ’t Hart. ‘Dit soort moed om dat in de Kamer te verdedigen, zie je alleen in crisistijd.’
‘Het is natuurlijk niet goed dat je als politicus pas wat minder rigide te werk durft te gaan als je iets een crisis noemt,’ zegt crisisantropoloog Bart Klijnsma. De oplossing zit volgens hem in het loslaten van al die fijnmazige controlemechanismes. Want veel crises blijken het resultaat van beleidskeuzes. Degenen die die keuzes maakten, geven de gevolgen van hun eigen handelen het stempel ‘crisis’.
Dit handelen kan deels worden verklaard door bepaalde ambtelijke en bestuurlijke ontwikkelingen, maar tegelijkertijd zijn de handelingen desalniettemin op zichzelf staande politieke keuzes die worden gemaakt. In plaats van een elementaire politieke en maatschappelijke discussie over de stroperigheid en ondoorzichtigheid van het bestuur, wordt de politieke keuze gemaakt over te gaan tot kortetermijnoplossingen die neerkomen op schijnoplossingen. Welke dat zijn, inventariseren we in het volgende – en laatste – deel van dit drieluik.
Het bericht Hoe alles tegenwoordig een crisis heet verscheen eerst op Vrij Nederland. Thu, 19 Jan 2023 03:00:30 +0000
|
Douwe Egberts weet niet waar zijn ‘verantwoorde’ koffiebonen vandaan komen
Dit verhaal is ook te beluisteren.
De koffieoogst is net achter de rug in Suka Jaya, een dorp in het zuiden van het Indonesische eiland Sumatra. Op veel erven liggen tapijten van koffiebonen te drogen. Vrouwen en mannen gaan er met houten bezems doorheen, ratelende machines ontdoen de bonen van hun schil. Kinderen rennen rond.
In het pakhuis midden in het dorp ligt een enorme berg losse koffiebonen. Op stapels zakken koffie die ernaast liggen, zitten jongemannen te niksen. De bonen gaan vanuit hier naar verschillende kopers, zegt de koffiehandelaar aan het houten tafeltje, terwijl hij de administratie bijhoudt. Zoals het handelsbedrijf Asia Makmur, dat onder meer aan JDE Peet’s levert, het moederbedrijf van Douwe Egberts. Weet hij dan nog precies welke bonen van welke boer komen? Nee, antwoordt de man. Hij koopt in van meer dan duizend boeren.
De koffie van JDE Peet’s moet vanaf 2025 ‘verantwoord’ ingekocht zijn. Dat betekent dat de teelt ervan bijdraagt aan ‘welzijn van de boeren, gelijkheid van mensen en duurzaamheid van het land’, schrijft het bedrijf op de website. In 2021 verdiende nog geen derde van de bonen dat stempel, maar in 2022 verwachtte de koffiegigant een grote klapper te maken en het percentage naar tachtig procent op te trekken.
Om zeker te weten dat de koffiebonen aan deze voorwaarde voldoen, moet JDE Peet’s wel weten waar de bonen vandaan komen. The Investigative Desk trok naar Indonesië om die ambities te onderzoeken en trof een lange en onoverzichtelijke koffieketen aan. Garanties over de herkomst van een koffieboon blijken niet realistisch. Boeren leven bovendien in onzekerheid omdat ze afhankelijk zijn van schommelende koffieprijzen en onbetrouwbare tussenhandelaren. Daar heeft JDE Peet’s geen antwoord op.
Indonesië produceert zeven procent van alle koffie in de wereld. Hoewel Indonesiërs zelf steeds meer koffie drinken – Jakarta bulkt van de koffietentjes – gaat 62 procent van de bonen naar het buitenland. Van de ruim 1.34 miljoen Indonesische koffieboeren, veelal met een paar hectare land, komt de koffie via de brommers en de pickups van kleine en grotere tussenhandelaren via coöperaties, leveranciers, exporteurs en makelaars bij de grote branders als JDE Peet’s en Nestlé terecht. De brander kan onmogelijk weten wat zich in die lange keten allemaal afspeelt, en geeft dat ook toe.
The Investigative DeskThe Investigative Desk is een groep gespecialiseerde onderzoeksjournalisten. Zij financieren hun werk met donaties, subsidies, beurzen en honoraria. De geldgevers hebben geen rol in of inhoudelijke zeggenschap over de onderzoeken en publicaties. Meer informatie op www.investigativedesk.com
Nepgeld
‘Ik verkoop mijn koffie aan de koffiecoöperatie, maar net zo goed aan de handelaar hier tegenover als die sneller is en beter betaalt,’ zegt koffieboer Ponidi in Ngarip, een dorp in de koffieregio Tanggamus op Sumatra. Hij is bezig met het repareren van het zadel van zijn motor. Zeven grote zakken bonen staan op zijn veranda, nog een kleine stapel losse bonen ligt op zijn erf te drogen. Een kind van een jaar of tien brengt een grote zak bonen op de brommer weg. Naast de winkel die lokale koffie verkoopt, laden jonge mannen zakken op een pickup. Het dorp ligt ver in de beboste heuvels van Sumatra, op uren rijden over een slechte weg. De prijs is met 1,35 euro voor een kilo bonen nu best goed, zegt Ponidi. ‘Maar het is ook wel eens 15.000 roepia geweest.’ Minder dan een euro.
Ruim negentig procent van de koffieplantagearbeiders verdient minder dan het minimumloon. Op Sumatra is dat ongeveer 168 euro per maand.
Ponidi boert al vijfentwintig jaar, en is een vat vol verhalen over oplichting en diefstal door tussenhandelaren. Eentje betaalde eens met nepgeld. Hij lacht er nu om, maar het kostte hem wel zijn inkomen.
Die problemen moeten koffieboeren zelf oplossen, aldus Ponidi. Ze zijn niet verzekerd, steun van de overheid, zoals subsidies voor pesticiden, is minimaal. ‘En de kosten voor koffieplukkers, onderhoud van de koffiestruiken en transport zijn hoog.’ Tijdens de oogst, zo’n drie maanden per jaar, betaalt Ponidi zijn koffieplukkers omgerekend zo’n drie euro per dag. Ruim negentig procent van de koffieplantagearbeiders verdient minder dan het minimumloon. Op Sumatra is dat ongeveer 168 euro per maand.

Schulden
De koffiemarkt is altijd onzeker, vertelt Harm van Oudenhoven, directeur van de Hanns R. Neumann Stiftung in Indonesië, een Duitse stichting die gelieerd is aan de koffiebrander Neumann Kaffee Gruppe en wereldwijd koffieboeren helpt. De organisatie is nu ruim tien jaar actief in het land. ‘Een paar jaar terug was de prijs de helft lager. Mensen kapten hun koffiestruiken om wat anders te planten. Ze staken zichzelf in de schulden om schoolgeld te kunnen betalen, en leden honger. Dat waren moeilijke tijden. En dan ligt uitbuiting door bijvoorbeeld koffiehandelaren ook op de loer.’
Dat de prijs nu hoger is, komt door de mislukte oogst in Brazilië, ’s werelds grootste koffieproducent. Is dat voorbij, dan zullen de prijzen hoogstwaarschijnlijk weer gaan dalen. ‘Wij willen boeren juist weerbaar maken door ze minder afhankelijk te maken van koffie en ook andere producten te laten verbouwen,’ zegt Van Oudenhoven.
Door sterk schommelende koffieprijzen, inflatie en oplopende productiekosten kwamen steeds meer koffieboeren in extreme armoede terecht, valt ook te lezen in de Koffiebarometer (2020), een tweejaarlijkse studie naar de ontwikkelingen in deze markt. Droogte en plantenziekten door klimaatverandering tasten de oogst aan. In Kameroen en Nicaragua leeft bijna de helft van de boeren van minder van twee dollar per dag. Ook onder Indonesische koffieboeren heerst armoede, vooral in de afgelegen gebieden.
Machtsconcentratie
Daarbij wordt de wereldkoffiemarkt gedomineerd door een steeds kleinere groep multinationals, het gevolg van het voortdurend opkopen en opschalen van bedrijven. Zo is Nederlands bekendste koffiemerk Douwe Egberts, in 1753 opgericht als een winkeltje ‘in koloniale waren’ in het Friese Joure, opgeslokt door JDE Peet’s, de een na grootste koffiebrander ter wereld met een jaarlijkse omzet van ruim zeven miljard euro. Sinds 2013 heeft JAB Holding, een investeringsvehikel van een extreem rijke Duitse familie, een controlerend belang in het bedrijf. Alleen de koffietak van voedingsreus Nestlé is groter.
De koffiebrander is niet blind voor de lastige positie van de boeren, verzekert Laurent Sagarra, directeur Kwaliteit & Duurzaamheid bij JDE Peet’s. We spreken hem samen met directeur Koffee & Thee Inkoop Christopher Beath op het hoofdkantoor aan de Koffiekade in Utrecht. Buiten rookt de iconische DE-schoorsteen. Binnen wordt koffie geschonken.
Honderd procent verantwoord ingekocht betekent dat alle koffie moet voldoen aan minimumstandaarden, waaronder geen kinderarbeid, geen ontbossing, geen gevaarlijke pesticiden. Deze standaarden zijn mede ontwikkeld door de industrie zelf, het Global Coffee Platform, waar JDE Peet’s ook onderdeel van is, en vastgelegd in de Coffee Sustainability Reference Code.
De code legt de verantwoordelijkheid vooral bij de boeren zelf. Zij moeten met de juiste kennis en landbouwmethodes hun productie verhogen om meer te verdienen en een betere kwaliteit boon te leveren. Over een minimumprijs rept de code met geen woord. Wel zijn er vage en niet meetbare standaarden, zoals dat boeren ‘prijzen ontvangen die de kwaliteit van hun koffie weerspiegelen’. Volgens Sagarra produceren veel boeren ‘zo weinig dat ze ook met een minimumprijs niet zouden rondkomen’.
‘Certificering is duur en de eisen zijn zo hoog, dat vooral grote boeren daaraan kunnen voldoen. Kleine boeren vallen buiten de boot en hebben zo geen toegang tot onze markt.’
Yuca Waarts, onderzoeker duurzame ketens aan de Wageningse universiteit, is dat met hem eens. Maar, zegt ze ook, ‘veel boeren zijn zo arm dat elke euro telt’. Koffiebranders kunnen hen bijvoorbeeld ook beter betalen via cash transfers: een basisvergoeding van enkele honderden euro’s per jaar die iedere boer krijgt, ongeacht zijn productie. ‘Cash transfers zijn een goede strategie om de positie van de allerarmsten te verbeteren, maar het is wel duur.’ In de cacaosector wordt er al langer mee gewerkt.
De controle hoeft volgens de regels van het Global Coffee Platform bovendien niet uitgevoerd te worden door een onafhankelijke partij als Fairtrade of Rainforest Alliance, koffiebranders mogen hun koffie ook laten ‘verifiëren’ door een organisatie zonder externe toezichthouder.
De introductie van verificatie binnen Peet’s in 2016 was een keerpunt voor het duurzaamheidsbeleid van het bedrijf. Voorheen wilde de koffiebrander de positie van de boeren verbeteren door steeds meer gecertificeerde koffie te verkopen. In dat geval voldoet de koffie aan de eisen van een onafhankelijk keurmerk zoals Fairtrade of Rainforest Alliance. Externe en daarvoor geaccrediteerde organisaties controleren de naleving daarvan. Maar, zegt directeur Koffee & Thee Inkoop Beath nu: ‘Certificering is duur en de eisen zijn zo hoog, dat vooral grote boeren daaraan kunnen voldoen. Kleine boeren vallen buiten de boot en hebben zo geen toegang tot onze markt.’
Dat klopt niet, stelt Rainforest Alliance. Volgens de keurmerkorganisatie heeft 92 procent van de boeren in hun programma’s minder dan twee hectare land.

Niet openbaar
JDE Peet’s maakt nu ook gebruik van verificatie om milieu- en welvaartsstandaarden te controleren. Het bedrijf werkt daarbij samen met Enveritas. Deze in 2016 opgerichte Amerikaanse non-profitorganisatie bezoekt boeren steeksproefsgewijs, en maakt daarnaast gebruik van kunstmatige intelligentie. Via satellietbeelden is te zien of er scholen zijn, of ontbossing. Zo hoeft niet elk bergdorp meer te worden bezocht. ‘We gebruiken machine learning om te weten waar de scholen zijn,’ vertelt Enveritas-CEO David Browning in een online interview. ‘Een schoolgebouw is langer dan een huis, heeft een voetbalterrein en een toilethok.’ Veel efficiënter, en daarmee goedkoper, dan de aanpak van Rainforest Alliance of Fairtrade, aldus Browning. Enveritas zegt zo jaarlijks 60.000 boeren te kunnen bezoeken. Rainforest Alliance zegt bij navraag dit jaar zo’n 9.000 boeren te hebben bezocht.
Op basis van de rapporten van Enveritas ontwikkelt JDE Peet’s vervolgens, samen met een ngo, een programma om bijvoorbeeld de productiviteit van koffieboeren te verbeteren, zoals een training in goed snoeien. JDE Peet’s kiest daarbij voor het laaghangend fruit, ‘voor de problemen die we het snelst en goedkoopst mogelijk kunnen oplossen’, vertelt Beath.
Enveritas maakt de resultaten van de controles, die wel aan de brander worden gerapporteerd, niet openbaar. ‘Dat is serieus problematisch,’ vindt Heske Verburg, directeur van Solidaridad, de hulporganisatie die het allereerste koffiekeurmerk Max Havelaar ontwikkelde. ‘De controlerapporten mogen de brander wellicht waardevolle inzichten geven, maar niemand weet wat ze er vervolgens mee doen en of dat nut heeft.’
Hoewel Verburg het nut ziet van nieuwe technologie, zet ze ook vraagtekens bij de inzet van kunstmatige intelligentie. ‘Infrastructuur, maar ook ontbossing en nieuwe koffie-aanplant kun je inderdaad aflezen via een satelliet, maar eerlijke lonen en kinderarbeid natuurlijk niet.’
Opvallend is ook dat Enveritas geen jaarverslagen publiceert op zijn website. Uit de belastingaangifte van de organisatie, in te zien via de database ProPublica, een Amerikaanse collectief van onderzoeksjournalisten, blijkt dat de organisatie in 2020 een omzet van bijna 10 miljoen dollar draaide. Slechts zo’n 52.000 dollar hiervan kwam volgens de belastingaangifte uit geleverde diensten, oftewel verificatie. De rest kwam uit giften van donateurs, ‘uit de koffie- en cacaoindustrie’, aldus CEO Browning. Verder worden er forse salarissen verdiend. Zo krijgt Browning meer dan 350.000 dollar per jaar. Vergelijkbare salarissen worden overigens ook door de directeuren van Rainforest Alliance en UTZ Certified verdiend.
De methode van Enveritas en de organisatie zelf zijn kortom weinig transparant. ‘De slager keurt zijn eigen vlees,’ zegt onderzoeker Sjoerd Panhuysen van Ethos Agriculture, auteur van de Koffiebarometer. ‘Verificatie is een black box: bedrijven die zeggen dat ze aan hun eigen criteria voldoen.’ Volgens Panhuysen is de industrie vooral op zoek naar een efficiënte en goedkope oplossing.
Sagarra en Beath van JDE Peet’s willen er allemaal niets van weten. Zij vinden de methode van Enveritas ‘innovatief’ en een ‘bewijs dat we volgroeid zijn’. Volgens Sagarra gaat JDE Peet’s in het jaarverslag over 2022 wel ‘meer communiceren’ over de controles.
Traceerbaarheid tot aan de boer
JDE Peet’s streeft naar 40 procent geverifieerde of gecertificeerde bonen in 2025. De vraag is hoe de overige 60 procent bonen dan gecontroleerd worden, en of JDE Peet’s zich aan de voorwaarden van het Global Coffee Platform houdt. ‘Volledig verantwoord ingekocht betekent dat in alle gebieden waar we koffie vandaan halen programma’s lopen,’ verklaart Beath.
Dat betekent dus niet dat het bedrijf de herkomst kent van alle bonen die de één miljoen koffieboeren aan het bedrijf leveren. Beath schat dat JDE Peet’s ‘voor ongeveer 80 procent’ weet uit welk gebied de koffie komt. ‘Maar niet tot op de individuele boer.’
‘Volledige traceerbaarheid lost de problemen van de boeren niet op. Het leidt er alleen maar toe dat zij geen toegang meer hebben tot de Europese markt.’
Die traceerbaarheid tot aan de boer wordt straks wél geëist door Europa. De Europese Commissie (EC) heeft in februari 2022 een richtlijn voorgesteld die bedrijven verplicht hun hele keten door te lichten en schadelijke gevolgen voor mens en mensenrechten op te sporen en te voorkomen. En in december 2022 is een akkoord bereikt over de ontbossingswet, zo meldt de EC. Als JDE Peet’s koffiebonen wil invoeren in de Europese Unie, zal het bedrijf straks moeten bewijzen dat zijn keten vrij is van bijvoorbeeld kinderarbeid en ontbossing.
‘Maar volledige traceerbaarheid lost de problemen van de boeren niet op,’ meent Sagarra. ‘Het leidt er alleen maar toe dat zij geen toegang meer hebben tot de Europese markt.’
De kern van deze wet is juist dat het mensenrechtenschendingen en ontbossing moet uitsluiten, legt Yuca Waarts van Wageningen University & Research nog maar eens uit.

Zwarte lijst
Maar traceerbaarheid blijkt in Indonesië ook zo goed als onmogelijk. Er zijn geen langjarige en directe contracten tussen koffieboeren en handelaren of branders. En boeren kunnen leveren aan wie ze willen. ‘De relatie tussen handelaren en koffieboeren is erg vrij,’ zegt Muhammad Ibnu, gepromoveerd op certificering van koffie. Hij werkt nu aan de universiteit van Lampung, in de bruisende provinciale hoofdstad Bandar Lampung aan de zuidkust van Sumatra. Het is de koffiehub van het eiland waar alle grote handelshuizen gevestigd zijn, en waar de bonen worden opgeslagen en verscheept. ‘Soms kennen ze elkaar niet eens. Tussenhandelaren kunnen uit een ander gebied komen, met een betere prijs. Prijs en tijdige betaling is voor boeren het belangrijkste.’
Het huidige handelssysteem maakt het achterhalen van de herkomst van koffie dan ook heel moeilijk, aldus Ibnu. ‘De vraag naar bonen is groot. Als een handelaar slechts vijftien van de twintig ton beloofde bonen kan leveren, gaat hij elders op zoek om het volume aan te vullen. Hij haalt ze dan overal en nergens vandaan. Maar vermengde bonen kun je niet traceren. Handelaren mogen dan zeggen dat ze de verschillende stromen koffiebonen gescheiden houden, maar eigenlijk weten we het nooit.’
Een vertegenwoordiger van een groot handelshuis in Bandar Lampung bevestigt dat. Hij wil anoniem blijven, omdat hij direct aan JDE Peet’s levert. ‘Wij kopen koffie van de lokale jongens, tussenhandelaren. Die hebben vaak heel veel contracten afgesloten terwijl er dan niet altijd voldoende aanbod van koffie is. Bij lage koffieprijzen houden de boeren hun koffie ook vaak vast, om het later voor meer te verkopen. Dan moeten de handelaren op zoek naar bonen van anderen. Zo wordt er ook veel met de handelswaar gesleept.’ En dan met een grijns: ‘Want koffie is koffie, toch?’ Levert de tussenhandelaar niet de afgesproken volumes, ‘dan riskeert hij van ons een boete of kan hij zelfs op een zwarte lijst komen,’ zegt de handelsman. ‘Bij grote volumes kan die boete flink oplopen. Grote handelaren informeren elkaar ook over onbetrouwbare leveranciers.’
Het komt vaak genoeg voor dat de koper de boeren pas betaalt als hún klant heeft betaald, zegt ook Ibnu van de universiteit. ‘En als ze niet kunnen betalen, gaan ze er regelmatig vandoor.’ De boeren blijven dan met lege handen achter. Alle boeren die The Investigative Desk op Sumatra sprak, vertellen over onbetrouwbare tussenhandelaren.
Koffieboer Rusman uit Suka Jaya is door de jaren heen ‘tonnen koffie’ kwijtgeraakt door handelaren die hem niet konden betalen, of er gewoon vandoor gingen met zijn bonen. Ook de handelaar in het pakhuis vertelt dat het betalen van boeren een van zijn grootste uitdagingen is. Het handelshuis betaalt hem tenslotte pas als hij de afgesproken volumes en kwaliteit heeft geleverd.
De tussenhandelaren blijken een noodzakelijk kwaad. ‘We hebben ze nodig,’ vertelt de anonieme handelsman. ‘We kunnen niet handelen met duizenden individuele koffieboeren. We hebben ook geen direct contact met hen.’ Dus wat er precies aan de kant van de boeren gebeurt, kan hij niet weten.
Onbetrouwbaar
Die gefragmenteerde keten – en de gevolgen daarvan voor boeren – is geen specifiek Indonesisch probleem, zegt Beath. ‘Dat zien we eigenlijk overal.’ Het programma van JDE Peet’s maakt boeren echter niet weerbaar tegen de onzekerheid van de wereldkoffiemarkt en de volatiele koffieprijzen. Laat staan dat het programma de problemen van onbetrouwbare handelsrelaties aanpakt door bijvoorbeeld direct in te kopen. ‘Dat is een keus,’ reageert Waarts van Wageningen University & Research. ‘Handelshuizen kunnen mensen inhuren om die gebieden in te gaan. Maar dat is wel duurder.’
Jammer voor koffieboer Rusman uit Suka Jaya. ‘Wij hadden de branders graag wat dichterbij gehad,’ vertelt hij in een gekleurd overhemd temidden van zijn koffiestruiken. ‘Dan kunnen we die frauduleuze opkopers omzeilen.’ Rusman heeft maar te dealen met de tussenhandelaren. ‘Zij bepalen de prijs, en als die laag is, krijgen we nooit precies te weten waarom.’
Ooit moesten keurmerken ervoor zorgen dat boeren een betere marktpositie zouden krijgen. Maar van die principes is in de hele koffiesector weinig meer over.
Nico Roozen, voormalig directeur van Solidaridad en bedenker en oprichter van het allereerste koffiekeurmerk Max Havelaar, constateert dat de basisprincipes van verduurzaming in de koffiesector door de jaren heen steeds verder afgezwakt zijn. ‘Ooit moesten keurmerken ervoor zorgen dat boeren een betere marktpositie zouden krijgen, via betere prijzen, voorfinanciering, duurzame handelsrelaties en betere handelsvoorwaarden.’ Maar van die principes is in de hele koffiesector weinig meer over, vindt hij. ‘In plaats daarvan is er met dit soort duurzaamheidsprogramma’s een enorme last op de schouders van de boer terechtgekomen. Hij moet aan allerlei eisen voldoen, en zijn gezin onderhouden terwijl de ongelijke machtsverhoudingen in de keten niet worden aangepakt.’
JDE Peet’s stelt in zijn jaar- en duurzaamheidsverslagen oog te hebben voor de hele keten. ‘Onze duurzaamheidsstrategie omvat onze hele waardeketen en is erop gericht ervoor te zorgen dat we onze grondstoffen op verantwoorde wijze binnen krijgen.’ Ondertussen weten de boeren in Indonesië niet dat hun koffie naar JDE Peet’s gaat. Slechts een enkeling die we spreken heeft van de brander gehoord.
Het stempel ‘100 procent verantwoord ingekocht’ past in het duurzame imago dat JDE Peet’s zichzelf graag aanmeet. Maar de heren van JDE Peet’s kunnen nog steeds niet uitsluiten dat die koffiebonen door kinderhanden zijn geplukt. Dat is geen prettig verhaal naar de consument die zijn kopje koffie graag zonder schuldgevoel drinkt.
Deze publicatie is tot stand gekomen met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten (www.fondsbjp.nl).
Het bericht Douwe Egberts weet niet waar zijn ‘verantwoorde’ koffiebonen vandaan komen verscheen eerst op Vrij Nederland. Wed, 18 Jan 2023 04:00:27 +0000
|
Literaire Kroniek: Vlak voor zijn dood vond Stefan Zweig soelaas bij de filosoof Montaigne
In de zomer van 1941 schrijft Klaus Mann in zijn dagboek dat hij in New York ineens Stefan Zweig op Fifth Avenue tegen het lijf liep, onverzorgd, ongeschoren en zo diep in gedachten verzonken dat hij Mann niet ziet. Pas toen Mann zijn aandacht trok kromp Zweig van schrik ineen, ‘als een slaapwandelaar die zijn naam hoort’. Maar meteen was daar weer zijn gebruikelijke levendigheid, vriendelijkheid en vrolijkheid. Zijn verblijf in New York was voor Zweig een tussenstop. Gevlucht uit Oostenrijk, zwervend door Europa was hij via Londen en New York op weg naar de stad Petrópolis in Brazilië. Gastvrij ontvangen, maar ontheemd en depressief werkte hij aan zijn autobiografie De wereld van gisteren, aan een biografie van Balzac en een bewonderende biografische schets over Montaigne.
In het huis aan de rand van de jungle dat Zweig bewoonde lagen de Essays van Montaigne. Die had hij ooit als twintiger eerder gelezen. Toen kon hij er niet koud of warm van worden. Hij vond het rond 1900 niet echt nodig dat de individuele vrijheid zo hartstochtelijk werd verdedigd, zoals Montaigne deed, die vrijheid was immers vanzelfsprekend geworden. Ze waren al geruime tijd bevrijd van dictatuur en knechtschap, de wereld lag voor hem en zijn tijdgenoten open, niemand liep het gevaar uitgestoten, verbannen of verdreven te worden. Zweigs generatie vond dat Montaigne zinloos aan ketenen rukte die allang verbroken waren.
Maar Zweig las de Essays nu, veertig jaar later in 1941, onder heel andere omstandigheden, vergelijkbaar met die van Montaigne: zoals Zweig op de vlucht was voor de barbaarsheid van het nazisme, zo had Montaigne in zijn tijd te kampen met de bloedigste burger- en godsdienstoorlogen, waarbij hij en zijn familie hun leven niet zeker waren, zoals tijdens de Bartholomeusnacht in 1572. Dat noemt Zweig hun ‘lotsverbondenheid’. Ook al had hij vierhonderd jaar te overbruggen, hij noemt hem zijn geestelijke broer.
Er was dan ook nog meer waardoor Zweig zich speciaal tot Montaigne aangetrokken voelde: zijn levenshouding. Montaigne was na Marcus Aurelius en Augustinus de derde in de geschiedenis die in zijn essays zijn geestelijke autobiografie schreef, iemand bij wie ook alles om zijn ik draaide. Montaigne was de pleitbezorger van de innerlijke vrijheid: iedereen moest zorgen voor een ruimte in zijn geest die louter hém toebehoorde. Een eigen domein waar je je kunt terugtrekken, door niemand gestoord. Ook de intiemste medemens mag en kan er niet bij.
de citadel
Nadat hij op zijn achtendertigste zijn maatschappelijke taken had neergelegd en hij vanaf 1572 aan zijn essays ging schrijven, wilde Montaigne zich volkomen vrij kunnen ontwikkelen, vrij in de meest uitgesproken betekenis: van verplichtingen, vrij van clericale dogmatiek, vrij van partijdigheid, vrij van ideologie. Het liefst ook nog van familiale verplichtingen, maar dat was te veel gevraagd. In zijn ronde kamer in de toren bij zijn kasteel in de buurt van Bordeaux beschouwde hij zich autonoom. Hoe, was zijn vraag, ‘bewaar ik mijn oereigenste ziel’, zeker in een tijd van ‘kuddewaan’? Zijn ‘strijd’ was louter van defensieve aard, ‘gericht op de verdediging van de innerlijke verschansing die Goethe de “citadel” noemt en waar niemand een ander toegang toe verleent’.
‘We beginnen ons leven steeds weer van voren af aan,’ citeert Zweig Montaigne op een moment dat hij zelf in Brazilië met zelfmoordgedachten worstelt.
Het wereld- en mensbeeld van Montaigne bestaat uit ‘aaneengeschakelde ikken’, duidelijk afzonderlijke wezens, maar wel met elkaar verbonden. Op die individualiteit hamert hij, en met hem Zweig, voortdurend, zoals in een essay over Democritus en Heraclitus: ‘Gezondheid, geweten, gezag, kennis, rijkdom, schoonheid en hun tegendelen leggen bij binnenkomst hun kleren af en worden door de geest opnieuw gekleed en in de kleuren die hem aanstaan: bruin, groen, licht, donker, hard zacht, diep, flets, elk naar elke geest afzonderlijk goeddunkt, want ze hebben niet met elkaar de regels en modellen bepaald voor een bepaalde stijl: elke geest is een koning in zijn eigen staat’. Een eeuw later zal Blaise Pascal dit hoogmoedig en zelf ‘zondig’ vinden. Maar voor Zweig heeft Montaigne hiermee ‘een onvergelijkelijke daad gesteld: door zichzelf te blijven en te beschrijven heeft hij de mens in nuce in zichzelf bewaard, de naakte en tijdloze mens’.
Hiermee legde Montaigne voor zichzelf een basis in de eerste editie van zijn essays die in 1578 verschijnt. Montaigne komt na tien jaar uit zijn toren en gaat dan gedurende twee jaar op reis naar Italië. Op zijn weg terug hoort hij dat hij tegen zijn zin benoemd is tot burgemeester van Bordeaux. Hoe weinig zin hij daarin ook heeft, de reis heeft hem ervan doordrongen dat hij zich niet langer kan blijven terugtrekken in zijn toren. ‘Sluit je af. Bouw je eigen wereld,’ is niet langer zijn stringente adagium nu hij tien jaar in afzondering essays heeft kunnen geschreven. Nu dreigt de kleine ruimte van zijn kamer in de toren tot bekrompenheid te leiden, terwijl hij een man van verandering was, op zijn hoede voor verstarring. ‘We beginnen ons leven steeds weer van voren af aan,’ citeert Zweig Montaigne op een moment dat hij zelf in Brazilië met zelfmoordgedachten worstelt.
de bij en de bitterheid
Zweig zag dat Montaigne een relativist was die van tijd tot tijd in de knoop kwam te zitten met zijn relativisme. Zo vond hij dat een mens zichzelf trouw moest blijven, maar hoe blijft een relativist zichzelf trouw? Om zichzelf aan te sporen ook eens consequent te zijn kon Montaigne zijn standpunt ook zonder enige relativisme formuleren, zoals: ‘De dingen hebben niet hun eigen gewicht,’ zei hij, ‘maar het gewicht dat wij er aan geven’. Dat is gelukkig vaak het geval, speciaal als het gaat om flexibele zaken, ideeën, thema’s en opvattingen, maar niet altijd als het om onveranderlijkheden, harde feiten, leven en dood gaat.
Het is aan alles duidelijk dat de kleine honderd pagina’s van Zweigs Montaigne geschreven zijn met op de achtergrond wat zich in Europa afspeelt: alles wat Montaigne verafschuwde, de burger- en godsdienstoorlogen en de moord en verdrijving van de hugenoten, is verwant aan de ideologie van het nazisme die Zweig ontvluchtte. ‘Het fanatisme van de dictators van de geest’ stond haaks op de ‘verscheidenheid’ waar Montaigne voor pleitte. Na de tien jaar in zijn toren ziet Stefan Zweig dat bij Montaigne zijn oude ‘l’humeur vagabonde’ terug is, een instelling waar die verscheidenheid bij hoort.
Zweig kon door het lezen van de Essays nog zo dicht op het nieuwe levensélan van Montaigne komen te zitten, het genas hem niet voldoende van zijn somberheid en depressie. Een vriend zei dat hij op een bij leek ‘die uit elke bloem bitterheid zoog’. In Montaignes briljante essay over zelfmoord, ‘Een gewoonte op het eiland Cea,’ komt veel vertwijfeling, zekerheid, hoop en wanhoop langs, maar Montaigne schrijft toch onomwonden: ‘De mooiste dood is er een uit eigen verkiezing. Ons leven hangt af van andermans wil, onze dood hangt van onszelf af. Het leven is slavernij als het verstoken is van de vrijheid om te sterven’. Zelfs God gaf ons volgens Montaigne alle vrijheid om te gaan ‘wanneer het leven ons zwaarder valt dan sterven’. Daar wist Zweig alles van. Tijdens zijn verbanning in Engeland, Amerika en Brazilië voelde hij zich ‘opgejaagd als een everzwijn’. Maar hij had altijd ‘een zeker flesje’ klaarstaan. Daar maakte hij en zijn vrouw Charlotte in 1942 gebruik van na dit essay geschreven te hebben.
Montaigne door Stefan Zweig is vertaald door Isabelle Schoepen en Kris Lauwereys, van een voorwoord voorzien door Ton Naaijkens en uitgegeven door Athenaeum-Polak & Van Gennep.
Het bericht Literaire Kroniek: Vlak voor zijn dood vond Stefan Zweig soelaas bij de filosoof Montaigne verscheen eerst op Vrij Nederland. Tue, 17 Jan 2023 13:56:55 +0000
|
Hoe Nederland met plakbandjes bij elkaar wordt gehouden
‘Bij elk besluit dat je neemt, zijn er heel veel mensen die waarschuwen voor de risico’s van zo’n besluit. En toch moeten we in de politiek besluiten blijven nemen,’ zei premier Mark Rutte (VVD) afgelopen zomer zelfverzekerd. Hoewel journalisten van NRC hem vroegen te reflecteren op hoe de asielcrisis een gevolg was van zijn eigen beleid, was voor zelfreflectie weinig ruimte. Zeker, ‘besturen is ook fouten maken,’ volgens Rutte, maar het was nu vooral zaak de boel op te lossen. ‘Er is meer doorzettingsbevoegdheid nodig,’ en dus werd de asielcrisis uitgeroepen tot een nationale crisis met dito bevoegdheden. De veiligheidsregio’s werden ingeschakeld.
‘Het begon met de vraag of ze konden helpen met de opvang van Oekraïners,’ herinnert crisisantropoloog Bart Klijnsma zich. Daarna kwam vanuit Den Haag het verzoek ook te helpen met de opvang van asielzoekers en vlak daarna met het bevorderen van de doorstroom.
Klijnsma, die crisistrainingen geeft aan onder meer burgemeesters en ziekenhuizen, zag iets bijzonders gebeuren. ‘Hier werd dus een crisisorganisatie ingezet op normaal beleid, en dat past helemaal niet. De veiligheidsregio’s zijn namelijk ingericht om het hoofd te bieden aan fysieke pats-boem-scenario’s: neerstortende vliegtuigen, ontploffende vuurwerkfabrieken, grote branden, dat werk. Niet om doorstroom van asielzoekers te bevorderen, dat is een taak die ligt bij het Centraal Orgaan Asielzoekers (COA), provincies en gemeentes.’
Een taak waar veiligheidsregio’s niet op zijn uitgerust, maar die ook niet langer kon worden uitgevoerd door het COA zelf door gebrek aan middelen en mensen.
Al snel werd duidelijk dat ook de veiligheidsregio’s de beloofde opvangplaatsen niet konden leveren. Door een gebrek aan locaties, personeel, aannemers en materialen om locaties om te bouwen lukte het slechts tien van de vijfentwintig veiligheidsregio’s om zich aan de afspraken te houden, meldde NRC.
Als we te rade gaan bij experts – asieladvocaten, bestuurskundigen en juristen – is de conclusie opvallend eensgezind: de crisis in de asielopvang had voorkomen kunnen worden als de regering van de vorige had geleerd.
Buffercapaciteit
Zeven jaar geleden kreeg Nederland – net als omringende EU-landen – te maken met een plotse toestroom van asielzoekers. In 2015 kwamen er in totaal 56,9 duizend asielzoekers en nareizigers in Nederland aan, van wie ruim veertig procent uit het door oorlog geteisterde Syrië.
Het asielsysteem was niet berekend op deze toename en liep vast. Er moest opvang bijkomen en dus besloot toenmalig staatssecretaris Klaas Dijkhoff (VVD) om – zonder overleg – een opvang voor 1.400 vluchtelingen te realiseren in het 150 inwoners tellende dorp Oranje. Het zorgt voor woede in het dorp, onrust bij gemeenten en Haagse verlegenheid. Om herhaling te voorkomen, vroeg de regering daarom de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ) na te denken over een ‘toekomstbestendig systeem voor de opvang van asielzoekers’ en de huidige structuur onder de loep te nemen.
Het adviesrapport Pieken en dalen wond er in 2017 geen doekjes om. Volgens de adviseurs is het hoog tijd dat politiek Den Haag erkent ‘dat eens in de zoveel tijd meer asielzoekers dan gebruikelijk naar Nederland komen.’ Er is buffercapaciteit nodig zodat tijdelijke pieken in asielaanvragen door bijvoorbeeld oorlogen kunnen worden opgevangen en verwerkt. Ook moeten gemeenten meer worden betrokken bij het realiseren van meer kleinschalige opvang. Grote centrale opvangplekken maken het niet alleen voor asielzoekers lastiger te integreren in de samenleving, de locaties vormen op zichzelf ook een heikel politiek punt bij lokale bewoners.
Zelf gecreëerde crisis
De regering legde het advies niet alleen naast zich neer, maar deed precies het tegenovergestelde. Buffers waren geldverspilling. Elke bestede belasting euro moest verantwoord worden. ‘Er is vervolgens zwaar bezuinigd op de IND en het COA. Locaties zijn gesloten en het personeelsbestand is afgebouwd, dus dan is het logisch dat als je meer aanvragen krijgt, je die niet kunt opvangen,’ constateert advocaat Tom de Boer, gespecialiseerd in migratierecht. Het systeem werd niet beschermd tegen de effecten van schommelingen in asielaanvragen, maar er juist op gebaseerd. Minder asielaanvragen betekende minder budget.
Een rapport van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum, gebaseerd op onderzoek door de Universiteit Groningen, waarschuwde in 2020 voor dit systeem: ‘Het is kwetsbaar in termen van een schijn van oneigenlijke beïnvloeding door een gebrek aan inzicht in productiegegevens, wensdenken en gebrek aan transparantie.’ Oftewel: het systeem is gevoelig voor politiek wensdenken en dito politiek gekleurde prognoses.
‘In de coronacrisis was er een lagere inschatting, maar dat was met de toenmalige reisbeperkingen natuurlijk logisch. Hoewel je op je klompen kon aanvoelen dat dit een tijdelijke situatie was die weer zou veranderen, is het gebruikt om nog meer af te schalen,’ aldus De Boer. Hij spreekt dan ook van een ‘zelf gecreëerde politieke crisis’, want het is niet zozeer de hoeveelheid aanvragen die zorgt voor een verstopping, maar de al eerder ontstane achterstand die rap oploopt bij een stijging in aanvragen.
‘De pleister van voorkomen dat mensen op straat kwamen, zorgde er juist voor dat mensen bij Ter Apel buiten sliepen.'
Want hoewel er in 2022 (tot en met oktober) 38 duizend asielzoekers binnenkwamen en tijdens de Syrië-oorlog in piekjaar 2015 maar liefst 63 duizend, stonden er in 2022 bijna net zoveel asielzoekers in de wachtrij als in 2015 (180 minder om precies te zijn).
Wachtkamers voor de wachtkamer
Ambtenaren niet uitrusten met de middelen en mensen die nodig zijn om hun wettelijke taken uit te voeren, is geen crisis in de klassieke zin van het woord, maar levert wel een crisissituatie op. Om te voorkomen dat asielzoekers buiten moesten slapen, werden er – met behulp van de Veiligheidsregio’s – tijdelijke locaties geregeld. Door het sturen op opvang werden er weer nieuwe problemen gecreëerd. ‘Eerst zaten ze in een tent, toen weer in een sporthal dus de overheid had op een gegeven moment geen idee wie nou precies waar zat,’ vertelt Martijn van der Linden van Vluchtelingenwerk. Mensen wilden niet meer in een bus stappen naar een noodlocatie want ze wilden zich graag laten registreren in Ter Apel, en kozen ervoor om – ondanks beschikbare noodopvang – buiten bij Ter Apel te slapen.
‘De pleister van voorkomen dat mensen op straat kwamen, zorgde er juist voor dat mensen bij Ter Apel buiten sliepen. Daarnaast zorgde het voor een nieuw probleem dat we voorheen niet hadden: mensen werden niet geregistreerd.’ Omdat mensen ook vanuit Ter Apel werden doorgestuurd zonder registratie, werden de noodlocaties een tussenwachtkamer.
‘Verschillende kabinetten doen steeds alsof alles onverwacht komt en onbeheersbaar is, een crisis die hen overkomt.'
Daarnaast ontstond er door gebrek aan huisvesting een nieuw soort opvangcentra: ‘Die vallen wel onder de noemer “huisvesting” maar zijn eigenlijk weer een wachtkamer. En zo creëer je wachtkamers voor de wachtkamer van de wachtkamer,’ aldus Van der Linden.
Framen
Wat de asielcrisis gemeen heeft met de andere crises die Nederland plotsklaps lijken te teisteren, is dat het niet heel lastig is om de oorzaak aan te wijzen: die ligt bij het maken (of juist niet maken) van politieke keuzes. Experts twijfelen dan ook of je in die gevallen eigenlijk wel kunt spreken van een crisis.
‘Verschillende kabinetten doen steeds alsof alles onverwacht komt en onbeheersbaar is, een crisis die hen overkomt. En dat is in het geval van de huidige asielcrisis echt niet zo,’ constateert Karin Geuijen, onderzoeker migratiebeleid aan de Universiteit Utrecht. Dat het probleem wordt gezocht in aantallen asielaanvragers ziet ze als ‘blaming the victim’ en wijst erop dat bij het asielbeleid ‘steeds weer opnieuw naar de korte termijn’ wordt gekeken.
‘Natuurlijk weet je nooit precies hoeveel aanvragen er wanneer komen, maar dat is een kwestie van marges. Het niet willen aanbrengen van buffers door geen locaties beschikbaar te hebben en onvoldoende personeel is een politieke keuze om niet voorbereid te zijn. Dat is eerder een kwestie van niet willen dan van niet kunnen.’
Ook crisisantropoloog Bart Klijnsma is kritisch op de politieke neiging kwistig rond te strooien met de term crisis. ‘Het staat buiten kijf dat we te maken hebben met maatschappelijke problemen – asiel, stikstof, wonen – die urgent zijn en opgelost moeten worden. Maar het is simpelweg niet de bedoeling dat je het uitvoeren van regulier beleid in een crisisorganisatie gaat plaatsen, want die is daar niet voor bedoeld.’
Universitair docent Geuijen spreekt dan ook liever van een organisatievraagstuk in plaats van een crisisvraagstuk. ‘Als je gaat praten in termen van crisis – met beelden van mensen die buiten slapen in Ter Apel, paniek vanuit het Rijk, gemeentes die zich “overvallen voelen”, bussen die rondrijden met asielzoekers – dan heeft dat politieke gevolgen.’
Geuijen stelt dat het framen van de tekorten in de asielopvang als een crisis, ervoor zorgt dat het beeld ontstaat dat Nederland wordt overvallen en overspoeld door asielzoekers. Dat beeld bepaalt dan ook in welke termen er politiek en maatschappelijk over wordt gediscussieerd. De oplossing wordt vrijwel automatisch gezocht in het tegengaan van de instroom. ‘Terwijl al veel wordt ingezet op tegenhouden. De Europese grensbewaker FRONTEX moest het tijdens de vorige asielcrisis van 2015 nog doen met 142 miljoen euro, het budget was afgelopen jaar gestegen naar 754 miljoen euro.’
Bezwerende werking
Of en wanneer er wordt gesproken in termen van crisis, is volgens crisisantropoloog Klijnsma deels ook een gevolg van een wisselwerking tussen media en politiek. ‘In mijn trainingen gebruik ik vaak het voorbeeld van de vorige asielcrisis van 2015. Er was al maanden sprake van een verhoogde instroom, maar pas toen de foto rondging van het verdronken driejarige Syrische jongetje Aylan in de Turkse branding, werd er gesproken in termen van crisis.’
Wetenschappers spreken van een ‘crisificatie van de politiek’. Deze term werd oorspronkelijk gebruikt om aan te duiden hoe de Europese Unie zichzelf steeds meer organiseert op basis van crisissituaties en daarbij ook haar werkingssfeer steeds verder oprekt. Hoogleraar bestuurskunde aan de Universiteit Utrecht Paul ’t Hart ziet ook in de Nederlandse politiek crisificatielogica ontstaan. ‘Dat is in de loop van de kabinetten Rutte echt in zwang geraakt: media, belangengroepen en Kamerleden bestempelen lastige maatschappelijke vraagstukken of controversieel overheidsoptreden als een crisis, en vervolgens gaat het bestuur ze ook als dusdanig behandelen, met vaak geïmproviseerde reacties.’
Opvallend hierin vindt hij het de laatste jaren toenemend gebruik van ‘aankondigingsretoriek’. ‘De crisis wordt benoemd en de reactie krijgt de vorm van “een pakket maatregelen ter grootte van…” – en dan volgt er een fors geldbedrag. Dat grote financiële gebaar heeft een symbolische, bezwerende werking: “We zien het, en we doen er alles aan – kijk maar eens.”’
'De politiek-bestuurlijke aandacht gaat steeds meer uit naar datgene waar het hardst over geroepen wordt.'
De bestuursstijl wordt daarmee reactiever, aldus ’T Hart. ‘Al die aandacht en al dat geld voor “crises” overschaduwt voor je het weet dat waar Nederland ooit heel goed in was en een hele infrastructuur voor heeft opgebouwd: toekomstgericht denken, ontluikende vraagstukken tijdig signaleren en toekomstbestendig beleid ontwikkelen.’
Dit betekent volgens ’t Hart niet dat de analyse niet wordt gemaakt. ‘Professionals op de werkvloer van de uitvoering signaleren nog steeds wat ze aan nieuwe uitdagingen zien ontstaan. Maar de politiek-bestuurlijke aandacht gaat steeds meer uit naar datgene waar het hardst over geroepen wordt. Dan volgen er geïmproviseerde maatregelen, die nogal eens onbedoelde effecten sorteren, bijvoorbeeld als bij de rechter blijkt dat ze op gespannen voet blijken te bestaan met wet- en regelgeving.’ Zo ook in de asielcrisis.
Onverantwoord
In een poging om de instroom te beperken, zette het kabinet ‘een rem op de gezinshereniging’. Want, zo schreef staatssecretaris Van der Burg aan de Tweede Kamer, ‘de schrijnende en onhoudbare situatie in Ter Apel vraagt om directe oplossingen.’
Een hele asielstop was ‘wegens internationale verdragen’ volgens het kabinet niet mogelijk, maar volgens datzelfde internationaal recht is het beperken van gezinshereniging dat evenmin. En dus oordeelde de voorzieningenrechter in Haarlem begin december dat er geen wettelijke basis is voor deze nieuwe maatregel voor het beperken van gezinshereniging. Die is niet alleen in strijd met de Nederlandse Vreemdelingenwet, maar ook met twee bepalingen in de Europese Gezinsherenigingsrichtlijn.
Een uitspraak die vlak voor Kerst – 22 december – werd bevestigd. Precies wat advocaat Tom de Boer, die Vluchtelingenwerk bijstond in deze zaak, ook verwachtte. ‘Wat ik heel kwalijk vind, is dat als je als overheid zelf een crisis veroorzaakt, hiermee de minimumnormen voor opvang schendt en die schending gaat gebruiken om de rechten van diezelfde asielzoekers nog verder in te perken.’
Het structureel laten aankomen op een uitspraak van de rechter en tegen beter weten in met beleid komen dat in strijd is met internationale wet- en regelgeving noemt De Boer ‘onverantwoord’. ‘Zeker als het gaat om een kwetsbare groep in een kwetsbare situatie. Asielzoekers zijn volledig afhankelijk van de overheid, kunnen en mogen niet zelf voorzien in hun onderhoud. Zij lijden in de opvang nu al schade door toedoen van de overheid, zo heeft de rechter vastgesteld. Daar voeg je schade aan toe als je over hun rug een proefproces gaat voeren over het recht op gezinshereniging, met beleid waarvan alle experts vooraf zeggen dat het op juridisch drijfzand is gebaseerd.’
Migratieonderzoeker Karin Geuijen wijst erop dat juist het niet zo strikt beperken van de rechten van asielzoekers aantoonbaar voordelen heeft. Zo mochten Oekraïense vluchtelingen na aankomst direct op zoek naar een baan en mochten ook hun kinderen direct gebruikmaken van onderwijsvoorzieningen. Momenteel heeft 83 procent van de Oekraïense vluchtelingen een baan en 66 procent van de leerplichtige kinderen gaat naar school. ‘Daar is ook geen crisisretoriek. De opvang is een gedoe, zeker, maar geen crisis. Dat verschil in benadering en beleid is echt opvallend,’ aldus Geuijen.
Het idee dat alleen Oekraïense vluchtelingen ‘echte’ vluchtelingen zijn, houdt volgens haar geen stand als je naar de cijfers kijkt. ‘Bijna zeventig procent van de asielzoekers komt uit landen waar je niet naar teruggestuurd kan worden omdat het er te gevaarlijk is, zoals Afghanistan, Iran, Syrië en Jemen.’
Zowel Geuijen als advocaat Tom de Boer wijzen erop dat het inperken van mogelijkheden en rechten bij asielzoekers maatschappelijke schade toebrengt. Geuijen: ‘Twee groepen vluchtelingen krijgen nu een totaal andere start. Oekraïners zijn grotendeels aan het werk, leren de taal en bouwen een netwerk op, terwijl de rest van opvanglocatie naar opvanglocatie wordt gesleept.’
Een deskundige observatie die ook (wederom) niet onopgemerkt bleef in de rechtszaal: het Hof oordeelde in de week voor Kerst dat er sprake was van een onrechtvaardige en ongelijke behandeling tussen Oekraïense asielzoekers enerzijds en de overige asielzoekers anderzijds, omdat de eerste groep fundamenteel beter wordt behandeld. Hiermee maakt de overheid zichzelf niet alleen gevoelig voor schadeclaims, maar schuift tegelijkertijd een probleem naar voren wat onherroepelijk gaat zorgen voor een nieuwe crisissituatie.
Het asielbeleid is een schrijnend voorbeeld maar, zo blijkt uit een inventarisatie, niet het enige. De verschillende crises die Nederland rijk is, blijken een symptoom van politiek handelen. Hoe dit handelen eruitziet, leest u in het volgende deel. In het derde en laatste deel laten we zien hoe dit tot uiting komt op andere beleidsterreinen.
Het bericht Hoe Nederland met plakbandjes bij elkaar wordt gehouden verscheen eerst op Vrij Nederland. Tue, 17 Jan 2023 03:00:57 +0000
|
Vrij Nederland
Laatste 50 Nieuws Berichten en/of updates van database woensdag
- Filmvandaag - Bioscoopoverzicht André Rieu in Dublin (2023)- Sat, 28 Jan 2023 00:00:00 +0100
- Filmvandaag - Bioscoopoverzicht Snow and the Bear (2022, IMDb: 6.1)- Thu, 26 Jan 2023 00:00:00 +0100
- Filmvandaag - Bioscoopoverzicht The Banshees of Inisherin (2022, IMDb: 7.8)- Thu, 26 Jan 2023 00:00:00 +0100
- Filmvandaag - Bioscoopoverzicht Eternal Spring (2022, IMDb: 5.8)- Thu, 26 Jan 2023 00:00:00 +0100
- die_zeit Handball: Aus der Traum: DHB-Auswahl scheitert im WM-Viertelfinale- Wed, 25 Jan 2023 21:51:28 -0000
- die_zeit 17. Spieltag: Bayer siegt auch bei Wirtz' Startelf-Comeback- Wed, 25 Jan 2023 21:51:03 -0000
- drudgereport.com Americans increasingly disgruntled at work...- Wed, 25 Jan 2023 21:49:37 GMT
- drudgereport.com Ancient Jerusalem Hand Imprint Baffles Israel Experts...- Wed, 25 Jan 2023 21:49:37 GMT
- drudgereport.com Frozen: Primary challengers balk at jumping into unknown...- Wed, 25 Jan 2023 21:49:37 GMT
- drudgereport.com Wooed investors for alleged Ponzi scheme... 'GOODFELLAS'...- Wed, 25 Jan 2023 21:49:37 GMT
- drudgereport.com POPE: Homosexuality not crime...- Wed, 25 Jan 2023 21:49:37 GMT
- drudgereport.com DeSantis' gold medal honor in Philly sparks outrage, protests...- Wed, 25 Jan 2023 21:49:37 GMT
- drudgereport.com MUSK DESPERATE TO PAY OFF DEBT...- Wed, 25 Jan 2023 21:49:37 GMT
- drudgereport.com Santos touted ties to Epstein...- Wed, 25 Jan 2023 21:49:37 GMT
- drudgereport.com Mitch Daniels on Senate bid: 'Worried about winning and regretting'...- Wed, 25 Jan 2023 21:49:37 GMT
- drudgereport.com PRIORITIES: Republicans Press for Details of Hunter Biden Art Sales...- Wed, 25 Jan 2023 21:49:37 GMT
- drudgereport.com RUSSIA TANK FURY- Wed, 25 Jan 2023 21:49:37 GMT
- drudgereport.com 2,300-year-old teenage 'golden boy' mummy undergoes CT scan...- Wed, 25 Jan 2023 21:49:37 GMT
- drudgereport.com Classified records pose conundrum stretching back to Carter...- Wed, 25 Jan 2023 21:49:37 GMT
- drudgereport.com 'NAZI SCUMBAGS'- Wed, 25 Jan 2023 21:49:37 GMT
- drudgereport.com 'Liberal' shedding its political stigma...- Wed, 25 Jan 2023 21:49:37 GMT
- drudgereport.com LGBTQ leaving Florida?- Wed, 25 Jan 2023 21:49:37 GMT
- drudgereport.com How to Be 18 Years Old Again. For Only $2 Million a Year...- Wed, 25 Jan 2023 21:49:37 GMT
- drudgereport.com CAVES TO PRESSURE FROM INDIA TO REMOVE BBC DOC CRITICAL OF MODI...- Wed, 25 Jan 2023 21:49:37 GMT
- drudgereport.com TWITTER Reprieves Hindu Nationalist Accounts That Disparage Muslims...- Wed, 25 Jan 2023 21:49:37 GMT
- drudgereport.com GOOGLE, feeling the pinch, fires massage therapists...- Wed, 25 Jan 2023 21:49:37 GMT
- drudgereport.com Laid Off in Your Living Room: The Chaos of Remote Job Cuts...- Wed, 25 Jan 2023 21:49:37 GMT
- drudgereport.com Marriage between cousins surprisingly common in Bronze Age Greece...- Wed, 25 Jan 2023 21:49:37 GMT
- drudgereport.com Archives weighs asking ex-presidents, VPs to look...- Wed, 25 Jan 2023 21:49:37 GMT
- drudgereport.com SHOCK POLL...- Wed, 25 Jan 2023 21:49:37 GMT
- drudgereport.com Marjorie Taylor Greene aims to be VP pick...- Wed, 25 Jan 2023 21:49:37 GMT
- drudgereport.com OMG. Trump Has Started Texting...- Wed, 25 Jan 2023 21:49:37 GMT
- drudgereport.com NUKE BERLIN!- Wed, 25 Jan 2023 21:49:37 GMT
- drudgereport.com Ukraine now pushing for F-16 fighter jets...- Wed, 25 Jan 2023 21:49:36 GMT
- die_zeit 17. Spieltag: Werder verliert erneut: Union nach 2:1-Sieg Zweiter- Wed, 25 Jan 2023 21:48:39 -0000
- die_zeit 17. Spieltag: Berisha mit dem Außenrist: Augsburg schlägt Gladbach- Wed, 25 Jan 2023 21:44:09 -0000
- Filmvandaag - Vandaag op TV Shadow Man [22:40, RTL7, IMDb: ]- Wed, 25 Jan 2023 22:40:00 +0100
- Filmvandaag - Vandaag op TV Jurassic Park III [22:40, Veronica, IMDb: ]- Wed, 25 Jan 2023 22:40:00 +0100
- die_zeit Bundesliga: Union ist erster Bayern-Verfolger - Dortmund siegt spät- Wed, 25 Jan 2023 21:36:43 -0000
- die_zeit 17. Spieltag: Frankfurt nicht mehr erster Bayern-Jäger: 1:1 in Freiburg- Wed, 25 Jan 2023 21:27:48 -0000
- Fok.nl Laatste Nederlandse dubbelaars stranden in kwartfinales Australian Open- Wed, 25 Jan 2023 22:25:06 +0100
- die_zeit EuroCup: Towers feiern ersten Sieg unter Coach Barloschky- Wed, 25 Jan 2023 21:24:12 -0000
- Fok.nl Uitslag Fortuna Sittard - sc Heerenveen- Wed, 25 Jan 2023 22:23:17 +0100
- die_zeit Handball-WM: Deutschland verliert im Viertelfinale gegen Frankreich- Wed, 25 Jan 2023 21:20:44 -0000
- Fok.nl Tennissters Linette en Sabalenka naar eerste halve finale Grand Slam- Wed, 25 Jan 2023 22:20:28 +0100
- die_zeit Karneval: Tusch kann Brücke sein: Gemeinsame Köln-Düsseldorfer Sitzung- Wed, 25 Jan 2023 21:08:38 -0000
- Fok.nl Djokovic simpel naar halve finales Australian Open, Paul's droom duurt voort- Wed, 25 Jan 2023 22:06:37 +0100
- bbc_world Texas hit by extreme weather as storms sweep the US- Wed, 25 Jan 2023 21:04:29 GMT
- e.j.bron vertalingen Druk op Belgrado wegens Russische media: Servië moet RT en Sputnik blokkeren- Wed, 25 Jan 2023 21:04:14 +0000
- alarmeringen_politie nl aanrijding letsel albert heijn rio de janeiroplein almere- Wed, 25 Jan 2023 21:01:26 +0000
|
Top 30 Meest bekeken items
|